Franciscus Perneel was weduwnaar en 17 jaar ouder dan Rosalie. Kinderen uit het eerste huwelijk van Rosalia met Franciscus Perneel:
- Jacques Perneel (°Lichtervelde °Lichtervelde 24.07.1800)
- Jeanne-Therese Perneel (°Lichtervelde 09.01.1802) X Pieter Van Maele (°Torhout 27.10.1791).
Kinderen uit het tweede huwelijk van Rosalia met Joannes Bruynooghe:
- Reine Bruynooghe (°Lichtervelde 02.10.1803) X Joseph Van Nieuwenhuyse
- Charles Bruynooghe (°Lichtervelde 20.02.1805)
- Sophie-Rosalie Bruynooghe (°Lichtervelde 12.07.1806)
- Jan-Francis Bruynooghe (°Lichtervelde 24.06.1808) X (Torhout 17.04.1846) Virginie Parmentier (°Torhout 02.08.1806)
- Jean Bruynooghe (°Torhout 23.03.1810) X (Torhout 10.02.1843) Victoria Bernaert (°Middelkerke 25.10.1800)
- Amand Bruynooghe (°Torhout 11.10.1811)
X(1)(Oostende 11.01.1844) Anna-Theresia Alloo (°Slijpe 29.12.1817)
X(2)(Oostende 13.08.1856) Maria-Francisca Steen (°Oostende 29.01.1815)
Anna-Theresia Alloo is een voorouder van Myriam Heylen, echtgenote van collega-stamboomzoeker Erik Lamsens
- Rosalie Bruynooghe (°Torhout 13.08.1813)
- Pierre Bruynooghe (°Torhout 09.11.1815) X (Torhout 06.05.1857) Fidelia Christiaen (°Ichtegem 03.05.1824)
- Isabelle Bruynooghe (°Torhout 01.01.1817)
- Colete Bruynooghe (°Torhout 17.03.1819)
- Lodewijk Bruynooghe (°Torhout 21.02.1822) X (Oudenburg 21.08.1857) Marie-Louise Dugardein (°Oudenburg 27.10.1835).
Joannes Bruynooghe was een herbergier en transportondernemer die woonde in de Peerdenposterij langs de steenweg naar Lichtervelde (nu de Rijselstraat) in Torhout. Aan de Peerdenposterij en aan de familie Bruynooghe werd een uitgebreid artikel gewijd in het jaarboek 2019 van de heemkundige kring Het Houtland, blz. 65-86. In dit artikel wordt Rosalia 'Lamsens' genoemd. Zij was geboren als 'Lanssens' maar noemde zichzelf 'Lamsens' naar haar overgrootvader.
Op 1 mei 1828 verhuisde het gezin Bruynooghe-Lanssens met 9 kinderen naar de nieuw gebouwde Peerdenposterij die ook herberg was en eigendom van de familie Dieryckx. Jan Dieryckx en later zijn weduwe verzorgden de paardenpost, terwijl Jan Bruynooghe en Rosalia Lanssens de herberg uitbaatten.
De naam van het pand geeft al prijs dat er een band was met de post. De paardenpost was een overheidsinstelling bestaande uit een netwerk van wisselposten die werden uitgebaat door postmeesters. Om als postmeester actief te zijn had je een officiële toelating nodig en was er een benoeming door de bevoegde minister vereist. Een postmeester was verplicht om een aantal paarden ter beschikking te hebben voor het transport van poststukken. De uitbater werd door de overheid betaald per paard en per afgelegde afstand. De uitbater moest aantonen dat hij financieel en organisatorisch bekwaam was en er waren ook technische vereisten waaraan het materiaal moest voldoen (remmen, asbreedte, verlichting, enzovoort). Ook voor het personeel stelde de overheid enkele vereisten op. De paardenpost floreerde tot in de jaren 1860, wanneer het snelle vervoer van vooral de rijkere klasse, meer en meer gebeurde via de spoorweg. Vanaf dan werden de steenwegen, voordien de snelste routes, minder en minder gebruikt.
Toen het gezin Bruynooghe-Lanssens op 1 mei 1828 de herberg van de Peerdenposterij begon uit te baten, kwamen ze van een vorige herberg in de Zuidstraat in Torhout. Op 26 oktober 1830 overleed moeder Rosalie Lanssens. In de overlijdensakte staan zij als tapster (herbergierster) en haar man als voerman vermeld. Hierna blijkt dat Jan Bruynooghe niet in loondienst was, maar dat hij zijn eigen transportfirma had.
Vervoer was voor de komst van de spoorweg, en zeker in Torhout bij gebrek aan grote waterlopen, quasi uitsluitend een zaak van paarden. Dat had zo zijn eigen risico's. Op 14 maart 1845 schreef de stad een brief aan de rijksveearts te Langemark waarin men melding maakte dat een paard, eigendom van herbergier en voerman Jan Bruynooghe met een besmettelijke ziekte aangetast was. Men vroeg hem de zaak op te volgen. Na zijn verslag op 18 maart vroeg de stad om het bezoek bij Bruynooghe opnieuw te doen. De angst voor de uitbraak van de ziekte bij andere dieren en eigenaars was een terechte vrees. Op 14 juni van dat jaar schreef de stad aan de rijksveearts dat een paard van de weduwe Dieryckx was aangetroffen met de besmettelijke ziekte 'kwade droes'. Op 22 maart 1846 schreef rijksveearts Vande Wattyne van Brugge een brief aan de stad, waarna deze laatste de toestemming gaf om opnieuw een bezoek te brengen aan Jan Bruynooghe. Hij had paarden met de besmettelijke ziekte 'kwade droes'. Op 30 maart gaf de stad aan dat Bruynooghe nog steeds nood had aan de diensten van de veearts. Uit een brief van 2 april is op te maken dat het paard werd geslacht. De veearts kwam daarna nog langs om te zien of men zich hield aan de maatregelen om het besmetten van andere paarden te vermijden. En opnieuw was de verspreiding van besmettelijke ziekten iets wat de buurt t rof. Net als in 1845 was in de lente van 1846 ook een paard van de weduwe Dieryckx besmet met 'kwade droes'. Maar in tegenstelling tot 1845 was zij nu de eerste waar de stadscorrespondentie melding van maakte.17 Met meer onderzoek zou men vermoedelijk nog gevallen van ziekte bij de paarden van Bruynooghe kunnen terugvinden. Maar het toont vooral aan dat bij Bruynooghe en de weduwe Dieryckx, allicht ook door de vrij hoge frequentie waarop hun paarden zich over relatief grote afstanden verplaatsten, de mogelijkheid op besmetting reëel was. Men diende er rekening mee te houden dat de dure investering van een paard bloot stond aan het gevaar van tijdelijke onbruikbaarheid of zelfs slachting.
Jan Bruynooghe verkocht op 15 maart 1855, enkele maanden voor zijn overlijden op 6 juli 1855, zijn aandelen samen met zijn zoon Francis (hoteluitbater), Jan (herbergier), Sophie (ziekenzuster), Amand (commissionaris te Oostende), Coleta (schoolvrouw te Handzame) en stiefdochter Joanna Perneel in een schuurtje en stalling in de sectie E (kadasternummers E147, E148 en E149). Het betrof een andere eigendom dan 'De Peerdenposterij', waardoor het strikt genomen niet tot ons onderwerp behoort. Maar we konden het niet nalaten omdat ons een bijzonder feit trof. Jan, zijn kinderen en stiefdochter verkochten hun 19.085.868 aandelen van de totale 27.878.400 aandelen voor de koopsom van 484 frank. We vragen ons af hoe men ooit aan dergelijk groot aantal aandelen is gekomen. De overige aandelen van de eigendom waren al in handen van de kopers, de broers Pieter, Karel en Louis Bruynooghe.18 Diezelfde dag verscheen voor notaris Dieryckx nog een tweede akte. Vader Jan Bruynooghe besliste om zijn erfenis te regelen en samen met zijn kinderen werd een akte opgemaakt. Er werd opgemerkt dat toen zijn vrouw Rosalie Lanssens overleed er geen inventaris was opgemaakt omdat het echtpaar toen simpelweg geen goederen bezat. Men bedoelde hiermee niet dat ze niets bezaten, maar dat wanneer de balans van baten en schulden zou opgemaakt worden er geen positief saldo was. Meer zelfs: er was sprake van schulden. Nadien erfde Jan Bruynooghe van zijn broerPieteren kon hij verschillende stukken grond in de buurt van de herberg 'Breskens' aanschaffen. Belangrijker voor ons verhaal is dat Jan op de vijftiende maart 1855 zijn bezittingen opdeelde en besliste wat bij zijn overlijden in de vorm van een gift aan bepaalde van zijn kinderen zou worden toebedeeld. De drie broers Pieter, Karel en Louis die woonden in 'De Peerdenposterij', eigendom van Dieryckx, kregen de onroerende goederen, alsook de roerende goederen die zich bevonden in en rond de herberg. De anderen kregen geld of moesten eerder aangegane schulden niet meer betalen of werden schuldeiser van de drie broers. De onroerende goederen bestonden uit land gelegen te Torhout met een totale oppervlakte van 2 hectare 30 are en 30 centiare (kadasternummers F99, F100 en F127) en een tweewoonst in Torhout op het oosteind van een groter gebouw op 14 aren 77 centiaren (kadasternummers E167, E168 en E169). Deze onroerende goederen werden geschat op een waarde van 5.800 frank.
Van de kinderen Bruynooghe was Louis (Lodewijk, de jongste) meest succesvol. Op 30 mei 1860 kon hij de Peerdenposterij, die de familie tot dan huurde, voor 2/3 kopen. Op 4 juli 1864 gaf de stad aan de arrondissementscommissaris een lijst van de aanzienlijke handelaars in de stad. Bij de 14 vermelde personen vinden we ook Louis Bruynooghe als koopman in hout, steenkool, dakpannen enzovoort. Het bewijst dat de activiteiten van Louis Bruynooghe aanzienljk waren. Begin 1871 verdeelden Louis en Pieter Bruynooghe het onroerend goed dat ze in 1855 samen met hun broer Karel hadden verworven. Na de dood van Karel had Louis daar 2/ 3 in . In 1871 verkocht Pieter Bruynooghe aan Louis zijn derde in de tweewoonst en het perceel waar voordien een schuurtje stond. De kostprijs was 600 frank. Louis verwierf aldus een groot deel van het onroerend goed dat ooit van zijn vader was geweest. Maar hij deed meer. Hij liet nog een gebouw met drie woningen zet ten op één van zijn eigendommen. Dit kostte 3.020 frank. Het is duidelijk dat Louis Bruynooghe in onroerende goederen investeerde. Dat zorgde op zijn beurt opnieuw voor inkomsten. Zo werd bij zijn overlijden genoteerd dat met de verkoop van bomen op het onroerend goed alleen al 200 frank werd verdiend. Louis Bruynooghe overleed op 28 augustus 1876. Zijn weduwe, koopvrouw Marie Louise Dugardein, liet op 19 april 1877 een inventaris opmaken van alle bezittingen en schulden. Daarna werd alles verkocht. Het saldo was negatief: er waren meer schulden dan opbrengsten. Bij het opmaken van de inventaris waren er negen minderjarige kinderen.
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.928 personen (individuals, personnes) d.d. 20 oktober 2024 - site: http://lanssens.be