Carolus Lansens is de stamvader van onze eigen familie Lanssens. Officieel schrijven we 'Lansens' met één s omdat het zo geacteerd staat in zijn doopakte. Dat is echter een misschrijving van de pastoor. In alle andere documenten is het 'Lanssens'. Carolus had meerdere zonen, die elk de naam 'Lanssens' verdergezet hebben tot op heden, en die onze naam verspreid hebben over gans de wereld. Bovendien is hij de man die de familie overgebracht heeft van Torhout naar Oostkamp.
In de huwelijksakte van Carolus en Anna lezen we dat zij oorspronkelijk woonden bij "Het Schaakske", een herberg ten zuiden van Torhout, langs de Ieperse Heirweg, aan het kruispunt met de Moereveldstraat/Bakvoordestraat. Volgens een overlevering was Het Schaakske in de Middeleeuwen een plaats waar geld gewisseld werd. "Schaeken" betekent tafelkleed, onderverdeeld in vierkanten, waarop geld gelegd werd. Wanneer op één vak bv. 12 penningen lagen, werd dit omgewisseld tot bv. 1 dukaat op een volgend vak van hogerliggende waarde.
Een beetje zoekwerk, en we ontdekken dat het gaat om de ouderlijke hoeve van Anna-Theresia Parmentier, langs de Ieperse Heerweg, huidig huisnummer 45 of 47. Carolus is dus eerst gaan inwonen bij zijn inmiddels hertrouwde schoonmoeder. Zij was eigenares van de hoeve. Vader Eduard bezat ook een eigendom, dus Carolus zal later wel wat geld geërfd hebben. Dat het gezin over voldoende middelen beschikte om verzorgd te leven, weten we ook omdat slechts één van de acht kinderen van Carolus aan een ziekte overleden is. Gemiddeld overleed de helft van de kinderen op jeugdige leeftijd.
Een paar jaar na het huwelijk vinden we Carolus in het centrum van Torhout. Hij is blijkbaar schoenmaker maar ook dienstbode, en woont in de Rue de l'Impératrice n° 28. Vandaag is dit in de Lichterveldestraat, huis nummer 10. In 1800 werden op deze plaats 12 rijhuizen gebouwd, en Carolus woont in één van de middenste. Hij huurt van Pierre Muylle, die zelf niet meer is dan een dagloner ('journalier'). Volgens de 'terrier' (landboek) gaat het om een tuin van 7 roeden (100 m2) met een huis van 2 roeden (30 m2). Het huis bezit een volledige verdieping en is dus ruimer dan later in Oostkamp. Het gezin telt op dat ogenblik 5 kinderen.
In september 1810 gebeurt een drama: de zevenjarige Bernardus Lanssens verdrinkt in een drinkpoel voor het vee. Waar het juist gebeurde is niet bekend; misschien wel tijdens een bezoek bij de schoonouders, want die worden ook beschreven als 'coeyhouders'. Kwam er na deze gebeurtenis een slechte sfeer in de familie? Heeft deze gebeurtenis de psychologische drempel doen overschrijden, om na de winter het armoedige Torhout voorgoed de rug toe te keren?
In mei 1811 (Franse periode met Napoleon) verhuist het ganse gezin - vader, moeder, één dochter en vier zonen - met have en goed naar Oostkamp. Dat betekent dat na 200 jaar Torhout, gans deze tak naar Oostkamp verhuist. Na Oostkamp zal dan de uitzwerming van de familie Lanssens beginnen. De zoon Charles bleef te Oostkamp en is mijn voorvader. De hedendaagse Lanssens uit Oostkamp stammen af van hem. De zoon François bleef ook in Oostkamp en had alleen dochters. Zoon Fidel bleef ook in Oostkamp, maar zijn kinderen trokken naar Brugge, dan naar Middelkerke en vandaar naar de wereld. De zoon Felix ten slotte trok onmiddellijk naar Brugge, was bijzonder succesrijk in zaken, en heeft een internationaal nageslacht. Maar met dit alles lopen we vooruit op ons verhaal.
Op welke manier verhuist een gezin in 1811 over een afstand van 20 kilometer?
In 1811 waren er reguliere verbindingen per diligence. In de Zuidstraat te Torhout vinden we trouwens nog het opschrift van een paardenafspanning uit die tijd. De diligence is echter geen verhuisdienst. Zouden ze kar en paard gehuurd hebben? Deze vraag stellen we ons alleen, doordat we redeneren vanuit onze eigen woning, volgepropt met goederen. Verder in dit boek zullen we lezen hoe ontzettend weinig bezittingen de Oostkampse afstammelingen hebben omstreeks 1920. In dit verhaal zijn we nog 100 jaar eerder: misschien hadden ze twee of drie potten, wat tassen en messen, een tafel, een bank, een rek, een paar slaapzakken gevuld met stro, ... Al hun kleren hadden ze aangetrokken. Het zwaarste en veruit het belangrijkste was het eten: een voorraad aardappelen, een hesp, een pak rogge, ...
Kortom, in die tijd kon men gewoon verhuizen te voet met een kruiwagen. Misschien had Carolus zo'n platte kruiwagen met een riem die over zijn nek lag, en deed hij de afstand een keer of drie heen en terug.
Hoogstwaarschijnlijk liep de route langs aardewegen over de "Bergen" te Ruddervoorde tot het centrum van Waardamme, om vanaf daar de 60 jaar oude Oostenrijkse kasseiweg Brugge-Kortrijk te volgen, langs de prachtige kastelen van Oostkamp. Ik zie het hele gezelschap, met de 6 maanden oude Felix in de kruiwagen, zó voor mijn ogen passeren.
Carolus en Anna vestigen zich langs het kanaal ('de vaart') Brugge-Gent in Moerbrugge-Oostkamp. Het is het middenste van een driewoonst, volgens de alleroudste kadastergegevens eigendom van 'de dis' (Le Bureau de Bienfaisance de Bruges) van Brugge. Bij de volkstelling van 1846 wordt het bewoond door de weduwe Anne-Therese Parmentier en haar zoon Amandus Lanssens. Het huis bestond tot in 1980 langs de Westdijk nr 15. Toen is het gesloopt voor de verbreding van het kanaal. Dankzij Jerome Van Slambrouck die aan de overzijde woonde, hebben we nog een foto. In feite gaat het om 2 foto's die hij aan elkaar geplakt heeft. De indeling in drie woningen is, 140 jaar later, niet meer duidelijk zichtbaar. Rechts van de driewoonst is er de prima onderhouden herberg "De Witte Leeuw" en verder rechts, juist buiten de foto, is de brug van Moerbrugge. Links van de driewoonst, meer achteraan, zien we het café "De Smisse" van de ongehuwde Richard Denaeghel. Toen hij 90 jaar was, besloeg hij nog paarden.
Het kanaal Brugge-Gent behoort tot de oudste scheepvaartwegen van ons land. Van Brugge tot Beernem werd de vaarweg gegraven in de bedding van de rivier de 'Zuidleie' die via Brugge naar het Zwin vloeide, en verderop via de bedding van de 'Hoge Kale', naar de Leie toe. Tussenin moest diep doorgegraven worden in de zandruggen, wat vandaag nog altijd duidelijk te zien is rond Aalter. Met het uitdiepen van deze waterlopen werd begonnen door de Bruggelingen, die hoopten op die manier de verzanding van de Zwingeul te stoppen. Het was tegen de zin van de Gentenaars, die dachten dat de waterlopen van hun stad zouden leeglopen. In 1382 hadden de delvers Beernem bereikt toen het conflict met de weerspannige Gentenaars ontaarde in de 'Slag van het Beverhoutsveld'. De Bruggelingen leden een nederlaag en de graafwerken werden stilgelegd. Pas in 1625, bijna 250 jaar na dit bloedige treffen, werd het kanaal afgewerkt.
Veel later werd aan het kanaal nog eens een bloedige veldslag uitgevochten tijdens de Tweede Wereldoorlog: de zware slag te Moerbrugge op zaterdag 8 en zondag 9 september 1945, tussen de Canadese bevrijders en de ultieme Duitse weerstand. Maar dat is iets totaal anders.
Carolus kwam naar Oostkamp om boswachter te worden van de Hertog van Ursel.
Oostkamp was een gemeente die vooral bestond uit grote kasteeldomeinen, vaak omringd door verzorgde landbouwbedrijven, uniform geschilderd in de kleuren van hun adellijke eigenaar. Dat is vandaag nog steeds het geval, maar minder opvallend doordat de adel minder prominent werd, door de industrialisering, de grote wegen, de bevolkingsaangroei en door aansluiting aan de agglomeratie van Brugge. Veruit het grootste kasteeldomein - Gruuthuse - behoorde toe aan de Hertog van Ursel.
De stamvader van de familie d'Ursel is geen d'Ursel, maar Conrad Schetz. Hij erfde in 1617 alle eigendommen van zijn tante Barbara d'Ursel op één voorwaarde: hij moest zijn familienaam wijzigen in d'Ursel. Waarschijnlijk aanvaardde hij die voorwaarde graag!! In 1638 werd de familie d'Ursel in de adel verheven door de Duitse Keizer Ferdinand III. Een aantal afstammelingen kwam terecht in Hingene-Bornem, waar graaf Coenraad d'Ursel in 1716 door Keizer Karel-VI verheven werd tot Hertog. De titel van Hertog wordt tot vandaag erfelijk overgedragen op de opeenvolgende oudste zonen; de andere zonen worden Graaf.
Vandaag is het Oostkampse domein Gruuthuse nog steeds een enorm bosgebied dat aan 'ontginning' ontsnapt is en dat aan Oostkamp de titel van meest beboste gemeente van West-Vlaanderen bezorgt. De Hertog van weleer staat nu één trapje lager: hij is de Graaf d'Ursel omdat de oudste zoon intussen Hingene-Bornem verkoos boven Oostkamp.
Boswachter Carolus Lanssens heeft alleen het middeleeuwse hertogelijk kasteel gekend waarvan hierbij een vage foto uit het boek van Bert Bouljon. Veel later - in 1889 - heeft zijn kleinzoon Carel Lanssens de afbraak gezien, en de bouw van het kasteel dat we vandaag kennen.
Zoals iedereen kende Carolus goede en kwade dagen. Wanneer er in die tijd documenten opgemaakt werden, beschrijven ze vaak de moeilijke momenten. Bij het doorlopen van alle vonnissen die geveld zijn in Brugge door de Rechtbank van Eerste Aanleg, tussen 1800 en 1900, tegen een Lans(s)en(s), vallen we niet minder dan driemaal op onze stamvader Carolus.
Op dinsdag 7 september 1819 klinkt er in Moerbrugge-Oostkamp aan de vaart, bij het huis van Carolus, een doffe knal, gevolgd door luid gegil. De 16-jarige Jacobus Taveirne, zoon van Petrus Taveirne, buurman van Carolus, heeft gespeeld met het boswachtersgeweer van onze voorvader. Het primitieve tuig heeft een schot gelost, en Catharina Stouthamer, het 19-jarige buurmeisje van nog een huis verder, is geraakt. De gedetailleerde omstandigheden zijn niet meer terug te vinden, omdat een vroegere rijksarchivaris te Brugge omstreeks 1990 het nuttig geacht heeft om alle procesbundels van vóór 1890 te vernietigen. Alleen de vonnissen zijn ontsnapt aan deze schandelijke professionele beeldenstormer. Het vonnis van dinsdag 9 oktober 1819 vermeldt dat Catharina Stouthamer "sterk gekwetst was". Niet alleen de jonge Jacobus Taveirne, maar ook Carolus Lanssens staan hiervoor terecht te Brugge. Carolus kan een zucht van verlichting slaken als hij hoort dat de openbare aanklager voor hem de vrijspraak bepleit. Zo wordt ook beslist. Jacobus Taveirne krijgt twee maanden gevangenis, een boete van "agt guldens nederlandsch" en de proceskosten van 4 guldens en 21 cents.
Nauwelijks een jaar later, op zondag 19 november 1820, gebeurt er te Oostkamp opnieuw een dramatisch voorval. In het vonnis van zaterdag 13 januari 1821 lezen we dat Carel Lanssens beschuldigd wordt van op voornoemde dag "zonder wettige reden zware mishandelingen met bloeduitstorting te hebben gepleegd op de persoon van Francies Vandewege, 49 jaar, koopman te Oostkamp". In tegenstelling tot de meeste andere korte vonnissen, is dit heel complex. In geheime zitting worden, naast het slachtoffer, nog twee getuigen ter belasting en drie getuigen ter ontlasting gehoord. Terug in publieke zitting vraagt de openbare aanklager vier maanden. Carolus beschikt - uitzonderlijk voor die tijd - over een advocaat en die vraagt de vrijspraak. Na beraadslaging verklaren de rechters Simoens, Demey en Vandenbulcke, Carolus "schuldig van het wanbedrijf". Hij krijgt 6 weken, een boete van "6 guldens nederlandsch" en de proceskosten "ter somme van 6 guldens 56 cents". Carolus presenteert zich aan de gevangenispoort op woensdag 24 januari 1821 en komt terug buiten op woensdag 7 maart. Spijtig voor hem, maar zeer interessant voor ons, omdat in het gevangenisdossier de persoonsbeschrijving van onze stamvader vinden: 47 jaar, voerman en boschwagter, lengte 5 voet en 2 duym (= 1 meter 55 !!), rond gezicht, bleke huidskleur, bruin haar, rond voorhoofd, blauwe ogen, kleine neus, kleine mond, ronde kin en bruine baard.
Negen jaar na dit drama staat Carolus (52 jaar) opnieuw in Brugge voor de Rechtbank van Eerste Aanleg, en dan nog samen met de zoon Charles Lanssens (27 jaar). De beschuldiging luidt om op vrijdagnamiddag 3 oktober 1828 gejaagd te hebben zonder toelating "op den eigendom van den heer Van Caloen de Potter gelegen op Lophem". Misschien werd deze zaak wel vooraf geregeld? In elk geval stelt de rechtbank vast dat er géén klacht ingediend werd door de eigenaar, en spreekt bijgevolg Carolus en Charles vrij. In het tegenovergestelde geval zou de straf meerdere maanden gevangenis geweest zijn. In die tijd werden diefstal - en zeker stroperij - véél zwaarder bestraft dan slagen en verwondingen.
We vinden Carolus nog éénmaal terug in een akte, wanneer hij in 1832 aangifte doet van het overlijden van Josepha Debaecke, de schoonmoeder van zijn zoon Charles. Hier staat dat hij niet kan schrijven. Nochtans hebben we zijn handtekening meerdere malen kunnen kopiëren bij de geboortes van zijn kinderen. De zuster van Carolus - Regina Lanssens - kon niet schrijven (zie geboorte van Francois op 07.05.1799). Meisjes genoten minder onderwijs dan jongens.
Carolus is niet thuis overleden, maar op de wijk 'Steenbrugge'. Weduwe Anna Parmentier woonde de laatste 2 jaar van haar leven bij Felix Lanssens in Brugge.
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.928 personen (individuals, personnes) d.d. 20 oktober 2024 - site: http://lanssens.be