Notities bij: Joannes Franciscus ('Francois') LANSENS
François is geboren als 'Lansens' met één s, en gedoopt 'sub conditione' na een nooddoopsel door de vroedvrouw Marie-Elisabeth Vandewalle. Hij ondertekende zijn huwelijksakte met 'lansens francois'.
Francois was een 'conscrit', iemand die gedwongen dienstplicht vervulde in het Franse leger. Napoleon speelde een handig spel met de dienstplicht. Onder de dekmantel van «Liberté, Égalité, Fraternité», de lijfspreuk van de Franse Revolutie, was iedereen gelijkwaardig, en dus kon iedereen opgeroepen worden.
De wet op de conscriptie zorgde voor de inlijving van vele jonge gezonde werkkrachten in het leger van Napoleon. Voor vele arme boerengezinnen was deze dienstplicht een zware financiële belasting. Dit zorgde voor opstandigheden zoals de Boerenkrijg in 1798. Concreet moesten vanaf 1798 alle mannelijke burgers tussen de 20 en 25 jaar zich inschrijven op een lijst (conscriptie). De dienstplicht gold van het 18de tot het 24ste levensjaar. Na het 23ste jaar was men nog tien jaar verplicht bij de burgerwacht, waardoor men nog kon ingezet worden bij binnenlandse onlusten.
Het aantal conscrits werd vastgelegd per kanton. Het systeem van de loting hield in dat de loteling zich naar de hoofdplaats van zijn kanton begaf. Daar moesten ze elk een lot uit een tamboer trekken. Trok men een lager lot dan het contingent, dan werd men opgeroepen. Diegenen met een hoog lot waren vrijgesteld.
Wie een slecht lot trok, maar voldoende middelen bezat, betaalde voor een vervanger. Een plaatsvervanger kostte tussen de 1.000 en de 4.500 Belgische frank. Plaatsvervanging werd via een notariële akte geregeld, bv. om te bepalen wat er gebeurde indien de vervanger deserteerde !
De Fransen maakten het deserteurs bijzonder moeilijk. De deserteur werd veroordeeld, opgespoord en er stond een beloning op zijn hoofd. Daarbij trachtte men het sociaal draagvlak weg te nemen door ánderen te laten boeten in zijn plaats: de ouders moesten de boete betalen, een jongere broer kon niet meer vrijgeloot worden en iemand anders van het dorp, die vrijgeloot was (of de vervanger die zich afgekocht had) moest dan toch dienst doen (want het contingent moest vol zijn). De meeste deserteurs werden dan ook gevat.
François moest in Izegem enkele malen loten voor het Franse leger, maar bleef telkens gespaard. Dat gaf hem de kans om tegen betaling de legerdienst te vervullen van iemand anders met minder loterijgeluk. Hij werd plaatsvervanger van een zekere Jean De Meulenaere uit Koolskamp, geboren in Egem. Hiervan werd op 19 germinal XII (= maandag 9 april 1804) akte opgemaakt bij notaris L.M. De Busschere te Torhout. De prijs: 576,87 francs. De wissel wordt door de Overheid aanvaard op 22 germinal XII (= donderdag 12 april 1804). Meteen lezen we dat François een grote gestalte had voor die tijd: 1 meter 77 (bron: Roger Vergaerde).
Na zijn betaalde legerdienst huwde François (=Joannes-Franciscus) met Rosalia Windels, terwijl zijn Izegemse neef en naamgenoot François (= Franciscus-Xaverius) huwde met haar zuster Joanna-Theresia. Jean-François trok naar Aarsele, en bleef zo nog net in West-Vlaanderen. Als trouwe patriot, met stevig postuur die intussen goed Frans sprak, werd hij benoemd tot veldwachter in de 11de 'escouade' te Meulebeke. Zijn kroost emigreerde echter naar Oost-Vlaanderen, vooral naar Gent, toen nog een zeer franstalige stad.
In 't Stamboompje van april 2012 lezen we het volgende.
Veldwachters moesten de eed afleggen in handen van de plaatselijke vrederechter. Zij kregen kledij en bewapening.
Voor de uitvoering van de normale dienst stonden zij onder het gezag van de burgemeester. Voor gerechtelijke opdrachten echter moesten zij zich richten naar de richtlijnen van justitie. Werkten zij samen met de gendarmerie, dan waren zij aan deze macht ondergeschikt.
Zij kenden goed hun streek, en daarom waren de veldwachters erg bedreven in het opsporen en arresteren van ondergedoken of voortvluchtige conscrits. Arrestanten moesten overgemaakt worden aan de plaatselijke gendarmeriebrigade en, zoals de gendarmen, kregen de veldwachters bij elke arrestatie een vergoeding. Regelmatig werden zij geïnspecteerd door de onderprefect. Soms moesten genante opmerkingen qua kledij, verlies en beschadiging van wapens, slechte dienstuitvoering en drankzucht geslikt worden.
Elke veldwachter was bewapend met een koppel pistolen met pistooltassen, een sabel, en een lederen gordel met een gegraveerde koperen plaat.
Het uniform bestond uit een vest met mouwen, broek en slobkousen, en een pet met een verniste klep.
- laken: Gris-de-fer en Vert-de-Saxe
- ecru linnen voor de voering van de broek
- grote en kleine knopen van geel koper, à la Hussarde
- kleine knopen in been voor de slobkousen
- estamette (nauw geweven wol) voor dito slobkousen
- kraag in estamette met zwart paardenhaar
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.947 personen (individuals, personnes) d.d. 1 december 2024 - site: http://lanssens.be