Jacobus was kleermaker in Waardamme. Grote welstand en grote drama's: het leven van Jacobus moet als een TV-soap avant-la-lettre geweest zijn.
In 1734 en in 1742 overleed één, en in 1744 overleden nog drie van zijn vijf kinderen uit het eerste huwelijk. Nog een jaar later - in 1745 - stierf zijn eerste vrouw. De dochter Maria-Theresia Lanssens werd in 1742 begraven met een gewone dienst. In 1744 overleden Joannes-Baptista en Clemens Lanssens met 3 dagen verschil, en 3 weken later ook Regina-Joanna. Dit doet zeer sterke vermoedens rijzen over een besmettelijke ziekte. Alle drie werden ze begraven 'cum sacro solemni', d.w.z. met een plechtige mis. Misschien hoopte Jacobus hiermee bij God het tij te keren. Het mocht echter niet baten, en wanneer zijn vrouw Joanna Van Eenoo een jaar later stierf, lezen we dat ze begraven werd met slechts een dienst van tweede klasse ('officio 2° classis').
Bij Jacobus' tweede huwelijk met Anna-Maria Sabbe, lezen we dat er dispensatie verleend werd voor de drie afroepingen, en dat het huwelijk ingezegend werd door onderpastoor Vanhoonacker uit de OLV-parochie van Brugge: "cum dispensatione trium bannorum, a reverendo admodum Domino Vanhoonacker pastore ecclesiae parochialis BMV Brugis de meu consensu". Maria-Anna is waarschijnlijk geboren in Ruddervoorde, want al haar broers en zussen zijn daar geboren. Haar doopakte hebben we echter niet onmiddellijk gevonden en trouwens ook niet in Oostkamp. In haar overlijdensakte van 1772 lezen we dat Anna-Maria Sabbe begraven werd IN DE KERK. Dit is zéér uitzonderlijk: het is een bewijs van grote welstand.
Jacobus is er blijkbaar weer bovenop gekomen na de zware tegenslagen in zijn eerste huwelijk. Nadat ook Anna-Maria Sabbe overleed, huwde hij een derde maal en werd ook voor de derde maal weduwnaar.
Jacobus' enige in leven gebleven zoon - Bernardus Lanssens - werd eveneens kleermaker. Wellicht om zijn vader geen concurrentie aan te doen in het kleine Waardamme, vestigde hij zich in het naburige Ruddervoorde op de wijk 'Knock'. In de disrekeningen 1773-1774 van Waardamme lezen we op blad 30-31dat Jacobus Lanssens en zijn zoon Bernardus een vergoeding ontvangen hebben van de armendis, om kledij te leveren ('over kleeremaecken') aan Jaques Taveiren en later aan diens weduwe. Hieruit kunnen we besluiten dat vader en zoon goed overeenkwamen, en samenwerkten. Ter info: disrekeningen werden jaarlijks opgesteld door de ontvanger van de armendis die zorgvuldig de inkomsten en uitgaven van de instelling noteerde. De armendis was een kerkelijke liefdadigheidsinstelling met als voornaamste taak het verstekken van bijstand in de vorm van voeding en kledij voor de behoeftige parochianen. De inkomsten van de armendis kwamen uit het verhuren van landerijen en boerderijen, verkoop van snoeihout, erfenissen en opbrengsten uit collectebussen in de kerk en in herbergen.
Bernardus heeft op zijn beurt het kleermakersberoep doorgegeven aan alledrie zijn in leven gebleven zonen en aan twee van zijn schoonzoons.
- Josephus Lanssens volgde zijn grootvader Jacobus Lanssens op, en vestigde zich in Waardamme
- Petrus Lanssens werd kleermaker in Snellegem. Zijn zoon Pierre Lanssens zette het kleermakerberoep verder in Brugge.
- Joannes Lanssens zocht het een heel eind verderop en werd kleermaker in Meulebeke
- Petrus Dewitte uit Westkapelle en zijn vrouw Maria Lanssens bleven in Ruddervoorde bij hun (schoon)vader Bernardus.
- Franciscus Dejonckheere en zijn vrouw Barbara Lanssens bleven eveneens in Ruddervoorde bij hun (schoon)vader Bernardus. Ze hadden een zoon Louis, die kleermaker werd in de vierde generatie.
Bijkomende informatie: in 1733 was Jacobus Lanssens voogd van de beide wezen van zijn zuster Maria-Anna Lanssens.
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.928 personen (individuals, personnes) d.d. 20 oktober 2024 - site: http://lanssens.be