ADRIAEN VAN HULENBROUCK, DE OUDST GEKENDE VOORVADER
Wanneer we vanuit de hedendaagse familie Van Heulebrouck in Oostkamp opklimmen tot aan de oudst vindbare generaties, komen we terecht in Pittem. Daar werd de familienaam meestal geschreven als 'Van Hulenbrouck'. De oudste bewezen voorvader is Adriaen Van Hulenbrouck, geboren ca. 1520. Zijn afstammelingen zwermden uit en we vinden de meest uiteenlopende schrijfwijzen '(Van) (H)ulle(n)broe(u)(c)k', '(Van) (H)uyle(n)broe(u)(c)k', dus met en zonder 'van', met en zonder 'h', met en zonder 'y', met enkele 'l' of met dubbele 'll', met 'ou' of met 'oe', met en zonder 'c', enz. Onze afstamming leidt vanuit Pittem naar Ingelmunster waar de familienaam evolueerde naar 'Van Heulenbrouck' en vervolgens via Egem en Wingene naar Oostkamp waar de tussen-N weggelaten werd. In Oostkamp kregen we dan nog 2 varianten, nl. Van Heulebrouck en Vanheulebrouck.
Met Adriaen gaan we volle vijf eeuwen terug in de tijd, wat een uitzonderlijk resultaat is voor een genealogie.
Hoe we Adriaen konden situeren wordt uiteengezet bij de zoon Maerten Van Hulenbrouck.
Dirk Vanhuylenbrouck deed verdere opzoekingen en hij trachtte de voorouders te reconstueren tot in 1350. Dit is zijn hypothese:
Generatie 1: Daneel werd geboren vóór 1350. Hij was de vader van Joos en Gillis. Hij was buitenpoorter van Kortrijk in Pittem in 1398.
Generatie 2: Joos werd geboren vóór 1375. Hij was de vader van Gillis en Goris. Hij was buitenpoorter van Kortrijk in Pittem in 1398. Hij stierf vóór 1435. Hij werd voogd over de wezen van zijn broer Gillis na het overlijden van diens vrouw Katheline Louf.
Generatie 3: Gillis werd geboren vóór 1400. Hij was de vader van Jan (Hanneken), Jacop en Betkin. Hij was buitenpoorter van Kortrijk in Pittem in 1430 en 1440. Hij volgde zijn vader op als voogd van de kinderen van Gillis van Hulenbrouc en Katheline Louf. Hij was voogd van de kinderen van Jan van Ghulken. Hij en zijn broer verkochten in 1454 bomen aan de stad Tielt. Hij verkocht in 1455 en 1462 eigendommen in Tielt.
Generatie 4: Jan werd geboren vóór 1415 en stierf in 1481. Hij was buitenpoorter van Kortrijk in Pittem in 1440. Hij was de vader van Gheeraert uit een eerste huwelijk. Hij hertrouwde in 1458 met Jaquemijne de Smet met wie hij nog drie kinderen Fierkin, Minkin en Maykin kreeg. Hij stierf tussen 1481 en 1498.
Generatie 5: Gheeraerdt werd geboren vóór 1450 en stierf in 1520. Hij was buitenpoorter van Kortrijk in Pittem en was de vader van Adriaen en Maerten. Hij was heer van Te Neuville in Pittem. Hij stelde zich borg voor het geld van de bastaarden van Jan de Smet. Hij was voogd van zijn stiefbroer en -zusters na het overlijden van zijn vader, van de zonen van Gillis Temmerman, van de kinderen van zijn stiefbroer Olivier en van de wezen van Jan vander Muelen.
Generatie 6: Maerten werd geboren vóór 1495. Zijn bekende kinderen waren Adriaen, Romeyn, Gheeraerdt, Pierynne en een ongenoemde dochter die met Carel Wybo huwde. Hij leende geld aan de wezen Vandenbussche in 1520 en 1527. Hij stelde zich borg voor de wezenpenningen van de wezen Van Yseghem.
Generatie 7: Adriaen werd geboren vóór 1510 [wij zeggen vóór 1520] en stierf in 1570. Hij was eerst gehuwd met Magdalena van Landeghem met wie hij 7 kinderen had. Magdalena stierf in 1565 en Adriaen hertrouwde met Mayke de Hondt met wie hij nog twee kinderen had. Hij was buitenpoorter van Kortrijk in Pittem van 1564 tot zijn dood. Hij was kerkmeester van Pittem in 1562-1563 (zie boek Valère Arickx).
Generatie 8: Maerten werd geboren circa 1545 [wij zeggen 1546], zie uitleg bij Maerten.
Generatie 9: Joos werd geboren vóór 1595 en brengt de stamreeks over het jaartal 1600
GESCHIEDENIS VAN PITTEM IN DE TIJD VAN ADRIAEN VAN HULENBROUCK
De gemeentenaam van Pittem wordt het eerst vermeld in 1072 als 'Puthem'. Vanaf de jaren 1500 werd ze met een 'i' geschreven, dus 'Pithem'. Vandaag spreken de oudste bewoners het nog uit als Puttem. De naam verwijst naar een lager gelegen woongebied ('bij een put'). Het lang verdwenen kasteel van Pittem stond inderdaad ten noordwesten van de huidige dorpskom, in een lager gelegen gebied.
Pittem wordt sinds eeuwen doorkruist door de belangrijke Romeinse heerweg Brugge-Kortrijk-Doornik-Bergen.
In de jaren 1500 waarin onze familiegeschiedenis begint, zaten we midden in de feodaliteit. De vorst leende grond aan zijn hoge ambtenaren, in ruil voor hun eed van trouw en bijstand. Dit leenrecht was meestal erfelijk. Die leenmannen ('vazallen') gaven een deel van hun grond verder in achterlenen aan hún ambtenaren, enzoverder. Een heerlijkheid was een geheel van (achter)lenen en privégronden. Aan het hoofd van de heerlijkheid stond de Heer. Dit was een mini-vorst die over de inwoners van zijn gebied de 'heerlijke rechten' (= rechten van de Heer) uitoefende, en die zijn gronden verhuurde tegen een 'heerlijke rente' (= rente voor de Heer).
- De 'heerlijke rechten' omvatten rechtspraak, belastingen, tolheffing, boeten, jachtrecht, maalrecht (want de wind behoorde hem toe), enz. Om zijn rechten uit te oefenen stelde de Heer een baljuw (cfr. burgemeester) aan, en schepenen (die moesten recht 'scheppen'). Alle verpachtingen, leningen, ... moesten via de schepenen passeren. Hun 'registers van wettelicke passeeringen' zijn vaak nog bewaard. De rechtspraak in Pittem gebeurde conform de 'costumen' (het gewoonterecht) van de Roede van Tielt die op haar beurt deel uitmaakte van de Kasselrij van Kortrijk.
- De 'heerlijke rente' werd ook cijns genoemd, de verhuurde gronden werden 'cijnsgronden' genoemd, en de huurders waren 'laten'. Ze betaalden hun cijnzen vaak in natura, bv. door arbeid.
- Een 'hatelijk recht' van de Heer was dat hij bij het overlijden van een laat, recht had op het beste stuk van de nalatenschap.
DE BESTUURLIJKE INDELING IN DE TIJD VAN ADRIAEN VAN HULENBROUCK
Van in de Middeleeuwen was het Graafschap Vlaanderen ingedeeld in kasselrijen, waarvan een grafelijke burcht het centrum was. In ons geval lag Pittem in het noorden van de Kasselrij Kortrijk. Het behoorde dus niet tot het Brugse Vrije, hoewel de Heren van Pittem vaak in Brugge vertoefden. Het meest noordelijk gebied van de kasselrij Kortrijk was een stuk van het huidige Zwevezele en Wingene. Die twee parochies waren dus verdeeld tussen Kortrijk en Brugge.
De Kasselrij Kortrijk was onderverdeeld in vijf roeden. Pittem lag in de Roede van Tielt.
Pittem zelf was onderverdeeld in twee grote heerlijkheden en een twaalftal kleinere eenheden:
1. De heerlijkheid Pittem
Deze heerlijkheid was economisch de belangrijkste. De Heer van Pittem woonde tot einde de jaren 1500 op het kasteel. In 1398 was de Heer van Pittem Daneel van Ulembrouc.
De heerlijkheid was ondergeschikt aan het leen van Kortrijk. Naast de privégrond van de Heer, waren er elf grote achterlenen met elk een baljuw, en ook nog talrijke kleine achterlenen. De heerlijkheid Pittem had haar eigen windmolen - de Platsemolen' - en een eigen galg. Omstreeks 1610, was de heerlijkheid Pittem niet in het bezit van een Heer, maar van de Vrouw van Pittem, Anna Van Claerhout. Anna werd in 1636 opgevolgd, opnieuw door een vrouw, Isabella de Zuniga. Isabella was ook Vrouw van Koolskamp, Assebroek, enz., maar ook Gravin van Monterey, Gravin van Fuentes en Markiezin van Monteras. Ze huwde rond 1638 met de onderkoning van Sicilië en overleed in 1648 in Spanje. Het is dus duidelijk, dat er in die decennia nooit een dorpsheer of -vrouw fysiek aanwezig was in Pittem. De baljuw had dus extra veel macht.
2. De heerlijkheid Claerhout
Ze lag op een half uur wandelen ten zuiden van de kerk van Pittem. Claerhout was in oppervlakte groter dan Pittem, maar telde minder inwoners. De heerlijkheid was ondergeschikt aan het leen van Tielt en was onderverdeeld in 14 achterlenen. Net als Pittem had Claerhout een molen, de 'Claerhoutmolen'. In de tijd van Joos was de heer van Claerhout al generaties lang een telg uit de familie de Thiennes. In de jaren 1640 was het Rene de Thiennes. Die was ook baron van Heukelum, van Leyenburg, enz. en ook heer van Rumbeke, van Caestre, enz. Dus net als in Pittem, hadden ze hier een heer die meestal elders verbleef.
3. Naast Pittem en Claerhout waren er een twaalftal kleinere stukken, zoals het 'Patronaatschap van Pittem', en diverse delen van lenen en achterlenen uit andere gemeenten, die stukken grond verworven hadden in Pittem. Op de duur werd dit een grote puzzel, waaraan een einde gemaakt werd door de Franse Revolutie.
Parallel aan de administratief-wereldse structuur (Lenen en Heerlijkheden) bestond de kerkelijk-geestelijke hiërarchie (Parochies). Een parochie werd geografisch gevormd door een aantal heerlijkheden. De pastoor was niet ondergeschikt aan de Heer, maar aan de bisschop (voor Pittem was dit de bisschop van Doornik). Toch was er verwevenheid tussen Kerk en Staat. De heerlijkheid waarop de parochiekerk stond was de 'dorpsheerlijkheid'. Die Heer was de 'Dorpsheer', en hij had meer gezag dan zijn collega's, want hij inde de kerkbelastingen, ook in de andere heerlijkheden. Dorpsheer in ons geval was de Heer van Pittem. De kerkbelastingen waren 'de tienden': 10% van de landbouwvruchten en de dierenkweek was voor de Kerk.
CONTINU OORLOG IN DE TIJD VAN ADRIAEN VAN HULENBROUCK
Het Graafschap Vlaanderen van 1500 was totaal niet het Vlaanderen van vandaag. Het bestond uit West-Vlaanderen (incl. Doornik en Moeskroen), Oost-Vlaanderen (tot tegen Dender en Schelde), Zeeuws-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen (tot aan Gravelines). De taal die hier gesproken werd, leunt dicht aan bij het hedendaagse West-Vlaams.
Het Graafschap Vlaanderen wisselde een aantal keren van koninkrijk. In de tijd van Adriaen was het Graafschap Vlaanderen onder Spaans bewind en katholiek. De noordelijke Nederlanden werden protestants onder invloed van geradicaliseerde haatpredikers uit die tijd (Calvijn, Luther, ...) die ook de grootste culturele barbarij uit de geschiedenis op hun geweten hebben: de Beeldenstorm. Vóór 1600 was er decennialang oorlog geweest tussen het katholieke Spanje en de protestantse Nederlanden. Ná 1600 werd er dan decennialang oorlog gevoerd met de Fransen die onze streek wilden veroveren. Onze arme bevolking zat er midden in.
Deze meest ellendige periode uit de geschiedenis van onze streken duurde 150 jaar, en begon zoals gezegd in 1566 met de Beeldenstorm. De protestanten vernielden overal de kunstschatten in de kerken, vergelijkbaar met de terreur van Islamitische Staat in de jaren 2010. Als reactie bedacht de Spaanse koning ons van 1567 tot 1573 met het schrikbewind van Alva. In 1568 begon de tachtigjarige oorlog tussen Spanje en de Nederlanden - tussen katholieken en protestanten. In 1578 was er even de 'Unie van Atrecht', waarbij de adel zich verzoende met de Spaanse koning. Als reactie kwam in 1579 de 'Unie van Utrecht' waarin Willem Van Oranje de onafhankelijkheid uitriep van de Nederlanden - Vlaanderen inbegrepen.
Meteen ontstond in onze streek een protestants terreurbewind om alle katholieke en Spaanse sporen uit te wissen. Zo werd onze streek van 1579 tot 1585 te vuur en te zwaard gezet vanuit Gent. De Spanjaarden sloegen echter terug, en de val van Brugge was in 1584. Het is echter de val van Antwerpen in 1585 die gezien wordt als de definitieve scheiding van noord en zuid. Vanaf dan groeiden Nederland en Vlaanderen uit elkaar.
Vanaf 1586 kwam er protestantse terreur uit Oostende en Sluis. Dit had niets meer te maken met godsdienst. De zogenaamde 'vrijbuiters' organiseerden rooftochten tegen de bevolking, tegen reiskonvooien, e.d., en eisten een 'contributie' om bescherming te verlenen, de maffia avant-la-lettre.
In die periode was Cornelis Lampsins de burgemeester van Oostende. Zoals beschreven in mijn boek 'Geschiedenis van de Lanssens-Lansens-Lanssen-Lansen-Lamsens 1460-2003', is de naam 'Lampsins' een vroegere vorm van 'Lanssens'. De toenmalige protestantse beeldenstormer en guerrillaleider was dus mijn naamgenoot!
Uiteindelijk werd de stad 3 jaar lang belegerd van 04.07.1601 tot de val van Oostende op 22.09.1604. Cornelis Lampsins had de overmacht van de Spanjaarden tijdig ingeschat, en vóór de belegering was hij gevlucht naar Vlissingen in Zeeland.
In Nederland deed Cornelis Lampsins zijn faam alle eer aan. Hij werd een superrijke reder, en koloniseerde de Caribische eilanden Tobago en St-Maarten in opdracht van de Franse koning Louis XIV. Als dank kreeg hij van de Zonnekoning de adellijke titel 'baron van Tobago'. In Vlissingen is het bekende en recent gerenoveerde 'Lampsinshuis' naar hem genoemd. Helaas zijn bij het beleg van Oostende alle archieven verloren gegaan, waardoor het onmogelijk is om Cornelis te linken aan onze Lampsins uit de jaren 1400-1500. De familienaam Lampsins is ontstaan uit de voornaam Lamsin => Lamsins, en in die tijd was het de meest voorkomende familienaam in Zwevezele. Het is dus mogelijk dat Cornelis afkomstig was uit Zwevezele (of omgekeerd ...!).
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.928 personen (individuals, personnes) d.d. 20 oktober 2024 - site: http://lanssens.be