DE OUDSTE GEKENDE VOORVADER: GUILLAUME DEFAU IN PETEGEM
We ontdekken Guillaume (Latijn: Guilielmus - Nederlands: Willem) Defau als alleroudste voorvader in het Oost-Vlaamse Petegem, tegenwoordig een deelgemeente van Deinze. We kennen alleen zijn naam en de naam van zijn vrouw, omdat ze in 1630 vermeld worden als ouders, in de doopakte van Guilielmus Defau. Verder hebben we geen details. De typische generatieduur in die tijd was 30 jaar, daarom noteren we als geboortejaar voor Guillaume ca. 1599. Bovendien schrijven we zijn voornaam als 'Guillaume', omdat we overtuigd zijn dat hij een immigrant was uit Franstalig gebied.
ETYMOLOGISCHE VERKLARING VAN DE FAMILIENAAM DEFAU(W)
Volgens het Woordenboek van de Familienamen (Frans Debrabandere, 2003) is 'fau(w)' een afleiding van het Latijnse woord 'fagus' wat betekent 'beuk'. Het is dus een eigenschapsnaam.
GESCHIEDENIS VAN VLAANDEREN IN DE TIJD VAN GUILLAUME DEFAU
Het Graafschap Vlaanderen van 1600 was totaal verschillend van Vlaanderen vandaag. Het Graafschap bestond uit het huidige West-Vlaanderen (incl. Doornik en Moeskroen), Oost-Vlaanderen (tot tegen Dender en Schelde), Zeeuws-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen (tot aan Gravelines). De taal die er gesproken werd, leunt dicht aan bij het hedendaagse West-Vlaams. Er was echter ook een Franstalig gebiedsdeel.
Vóór 1600 was er decennialang oorlog tussen het katholieke Spanje en de protestantse Nederlanden. Ná 1600 werd er oorlog gevoerd met de Fransen die onze streek wilden veroveren. Onze bevolking zat er midden in.
De meest ellendige periode uit de geschiedenis van onze streek duurde 150 jaar, en begon in 1566. De jaren daarvoor waren de noordelijke Nederlanden protestants geworden onder invloed van populisten uit die tijd (haatpredikers zoals Calvijn, Luther, ...). Vanuit het noorden werd de nieuwe leer ook verkondigd in Vlaanderen. Dit gebeurde tijdens openluchtpreken met duizenden toehoorders. De climax werd bereikt in 1566, met de grootste culturele barbarij uit onze geschiedenis: de Beeldenstorm. De protestanten vernielden overal de eeuwenoude kunstschatten in de kerken, vergelijkbaar met de terreur van Islamitische Staat in de jaren 2010. Als reactie bedacht de Spaanse koning ons van 1567 tot 1573 met het schrikbewind van Alva. Zo begon in 1568 de tachtigjarige oorlog tussen Spanje en de Nederlanden - tussen katholieken en protestanten. In 1578 was er even de 'Unie van Atrecht', waarbij de adel zich verzoende met de katholieke Spaanse koning. Als reactie kwam in 1579 de 'Unie van Utrecht' waarin de protestantse Willem Van Oranje de onafhankelijkheid uitriep van de Nederlanden - Vlaanderen inbegrepen.
Meteen ontstond een protestants terreurbewind om alle katholieke en Spaanse sporen uit te wissen. Zo werd onze streek van 1579 tot 1585 te vuur en te zwaard gezet vanuit Gent. De Spanjaarden sloegen echter terug, de overgave van Brugge was in 1584. Het is echter de val van Antwerpen in 1585 die gezien wordt als de definitieve scheiding van noord en zuid. Vanaf dan groeiden Nederland en Vlaanderen uit elkaar.
Vanaf 1586 kwam er protestantse terreur uit Oostende en Sluis. Dit had niets meer te maken met godsdienst. De zogenaamde 'vrijbuiters' organiseerden rooftochten tegen de bevolking, tegen reiskonvooien, e.d., en eisten een 'contributie' om bescherming te verlenen, de maffia avant-la-lettre.
In die periode was Cornelis Lampsins de burgemeester van Oostende. Hij wordt vermeld in mijn boek 'Geschiedenis van de Lanssens-Lansens-Lanssen-Lansen-Lamsens 1460-2003'. De toenmalige protestantse beeldenstormer en guerrillaleider was dus een bijna-naamgenoot! Uiteindelijk werd Oostende 3 jaar lang belegerd van 04.07.1601 tot de val van Oostende op 22.09.1604.
Cornelis Lampsins had de overmacht van de Spanjaarden tijdig ingeschat, en vóór de belegering was hij gevlucht naar Vlissingen in Zeeland. Daar ontplooide hij zich tot een superrijke reder, en koloniseerde de Caribische eilanden Tobago en St-Maarten in opdracht van de Franse koning Louis XIV. Als dank kreeg hij van de Zonnekoning de adellijke titel 'baron van Tobago'. In Vlissingen is het bekende en recent gerenoveerde 'Lampsinshuis' naar hem genoemd. Helaas zijn bij het beleg van Oostende alle archieven verloren gegaan, waardoor het onmogelijk is om Cornelis te linken aan onze Lampsins uit de jaren 1400-1500. De familienaam Lampsins is ontstaan uit de voornaam Lamsin => Lamsins, en in die tijd was het de meest voorkomende familienaam in Zwevezele. Het is dus mogelijk dat Cornelis afkomstig was uit Zwevezele (... of omgekeerd !).
Daarmee zijn we aanbeland in de tijd van Guillaume Defau, het begin van de jaren 1600. Onze streek, de Zuidelijke Nederlanden, was katholiek en onder Spaans bewind. De ellende en de armoede waren verschrikkelijk. Veel mensen hadden de troebelen niet overleefd of waren gevlucht. Onze streek was volledig ontvolkt. In het noorden waren de protestantse Nederlanden. In het zuiden hadden de Fransen een eeuwige droom om Vlaanderen in te palmen.
GESCHIEDENIS VAN PETEGEM IN DE TIJD VAN GUILLAUME DEFAU
De gemeentenaam van Petegem wordt het eerst vermeld in 864 als 'Petinghem, villa regalis' (bron: Peteghem, twintig eeuwen geschiedenis door Joseph Plancquaert, uitgeverij Vermaut, 1930). Het woorddeel 'pete' was het Keltisch woord voor 'turf'. Het woorddeel 'hem' betekent 'heim' of 'home', d.w.z. 'huis'. Petegem was dus een nederzetting aan de rand van het turfland.
In de jaren 1500 waarin deze familiegeschiedenis begint, zaten we midden in de feodaliteit. De vorst leende grond aan zijn hoge ambtenaren, in ruil voor hun eed van trouw en bijstand. Dit leenrecht was meestal erfelijk. Die leenmannen ('vazallen') gaven een deel van hun grond verder in achterlenen aan hún ambtenaren, enzoverder. Een heerlijkheid was een geheel van (achter)lenen en privégronden. Aan het hoofd van de heerlijkheid stond de Heer. Dit was een mini-vorst die over de inwoners van zijn gebied de 'heerlijke rechten' (= rechten van de Heer) uitoefende, en die zijn gronden verhuurde tegen een 'heerlijke rente' (= rente voor de Heer).
- De 'heerlijke rechten' omvatten rechtspraak, belastingen, tolheffing, boeten, jachtrecht, maalrecht (want de wind behoorde hem toe), enz. Om zijn rechten uit te oefenen stelde de Heer een baljuw (cfr. burgemeester) aan, en schepenen (die moesten recht 'scheppen'). Alle verpachtingen, leningen, ... moesten via de schepenen passeren. Hun 'registers van wettelicke passeeringen' zijn vaak nog bewaard.
- De 'heerlijke rente' werd ook cijns genoemd, de verhuurde gronden werden 'cijnsgronden' genoemd, en de huurders waren 'laten'. Ze betaalden hun cijnzen vaak in natura, bv. door arbeid.
- Een 'hatelijk recht' van de Heer was dat hij bij het overlijden van een laat, recht had op het beste stuk van de nalatenschap.
HOE KWAM GUILLAUME DEFAU VANUIT FRANSTALIG GEBIED TERECHT IN PETEGEM ?
Vlaanderen was totaal ontvolkt. Tijdens de afschuwelijke eerste periode (1568-1609) van de Tachtigjarige Oorlog was er een vlucht van protestantse bekeerlingen naar het noorden. De achterblijvers werden verder uitgedund door door oorlog, brandstichting, hongersnood, hinderlagen, ontvoeringen, afpersing en de pest. Onder het mom van een godsdienstoorlog konden vrijbuiters (vooral uit Oostende en Sluis) ongestraft roven, vee stelen, moorden, plunderen, verkrachten of zich laten betalen voor 'bescherming'. De ellende en de armoede waren verschrikkelijk. Veel mensen overleefden de troebelen niet, terwijl talrijke anderen gevlucht waren. Veel dorpen lagen bijna totaal verlaten en de velden waren onbebouwd.
In 1609 hadden we dan het twaalfjarig bestand, waarin iedereen weer hoop kreeg op een normaal leven. Men wist uiteraard niet dat de vrede amper 12 jaar zou duren. Tal van heren van heerlijkheden hadden nog amper onderdanen, het land bleef onbewerkt en hun inkomsten daalden drastisch. Ze beslisten om nieuwe bewoners uit andere streken aan te trekken door hen vrij te stellen van grondrenten gedurende drie, vier tot zelf vijf jaar (bron: Jo Patteeuw, Rekeningen van heerlijkheden te Wingene).
Welke inwijkelingen kregen we dan?
- Spanjaarden, bv. soldaten of legermedewerkers uit de achterhoede (denk bv. aan de familienaam Pardo)
- Bondgenoten van de Spanjaarden, o.m. de 'Malcontenten', die afkomstig waren uit de Franstalige provincies van de Nederlanden (Artois, Henegouwen, Namen en Luxemburg).
- Personen die een misdaad begaan hadden; ze werden gebrandmerkt en verbannen uit hun eigen streek.
- Economische migranten.
De migratie gebeurde amper van uit het protestantse noorden. Bijna alle inwijkelingen tijdens het twaalfjarig bestand kwamen uit zuidelijk of zuidoostelijk gebied, d.w.z. het waren Franstaligen. In het begin van de jaren 1600 waren ca. 10% van de Vlaamse gezinnen van Franstalige origine. Uit die tijd zijn archiefdocumenten te vinden waarin priesters klagen dat ze met grote aantallen nieuwe parochianen niet meer konden communiceren omdat die families enkel een Frans dialect spraken. Na enkele generaties blijken deze gezinnen volledig geïntegreerd.
De familienaam 'Defau' vinden we begin de jaren 1600 alleen in Petegem en nergens in de omliggende gemeenten: dit is alvast de indicatie voor een immigrant. De kleinkinderen heten 'Defau', 'Dufau' en 'Lefau': een onweerlegbare verwijzing naar een Franstalige oorsprong. De achterkleinkinderen in Ruiselede worden eerst gedoopt als 'Defau', maar dan plots als 'Defaux'. Daarmee is bewezen dat de familienaam over meerdere generaties uitgesproken werd op zijn Frans, nl. «Defoo». In hetzelfde Ruiselede zien we dan plots een verandering van 'Defaux' naar 'Defauw': een evolutie naar de uitspraak van vandaag.
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.947 personen (individuals, personnes) d.d. 1 december 2024 - site: http://lanssens.be