NAMEN-NAMES-NOMS  | HOME  | EMAIL  naar  ( to / à )  |
Paul Lanssens

LANSSENS - DENOO - MEIRE  STAMBOOM
genealogie - genealogy - généalogie
Lanssens - Lansens - Lanssen - Lansen - Lamsens         Denoo - Deno - Denaux         Meire

»»» voor elke aanvulling of probleem: mail naar Paul Lanssens    -    Pour tout complément ou problème: mail à Paul Lanssens «««


Notities bij: Judocus ('Joos') DONOO


JUDOCUS DONOO: DE TWEEDE VOORVADER VAN ALLE DENOO'S

'Judocus Donoo' of in de omgang 'Joos Denoo' is de tweede stamgrootouder van alle Denoo's. Hij had 5 kinderen, waarvan alleen zijn tweede kind Joannes Denoo naamdragende nakomelingen heeft tot vandaag. Het voortbestaan van de familienaam heeft dus aan een zijden draadje gehangen:
- Oudste stamvader Charles Donou had maar één zoon die de naam verder zette, nl. Judocus Donoo.
- Idem bij deze zoon, nl Joannes Denoo.


VAN DONOU NAAR DONOO EN DENOO

'Judocus Donoo' of in de omgang 'Joos Denoo' is de tweede stamgrootouder van alle Denoo's. Hij had 5 kinderen, waarvan alleen zijn tweede kind Joannes Denoo nakomelingen heeft tot vandaag.
De officiële familienaam van een persoon is deze die gegeven wordt in zijn of haar geboorte- of doopakte. Wanneer Judocus in 1620 geboren werd, bestond er nog grote verwarring over onze familienaam. De vader van Judocus heette bij zijn huwelijk Charles 'Donou' en zijn kinderen kregen allemaal varianten hierop. In de doopakte van Judocus lezen we 'Donoo', en dat is dus zijn officiële familienaam. Zijn doopakte is echter de laatste keer dat er een afwijkende schrijfwijze gebruikt werd. Tijdens gans zijn leven heette Judocus 'Denoo': al zijn kinderen zijn zo geboren, en 'Denoo' is onze familienaam tot op vandaag.
KOPIE DOOPAKTE JUDOCUS DONOO


LEVENSLOOP VAN ONZE TWEEDE STAMVADER JUDOCUS DONOO

In Zwevezele vinden we op 15.12.1699 een overlijden van 'Judocus Benoo, 80 jaar oud', zonder verdere uitleg. Het gaat om onze stamvader Judocus Donoo, want 15 jaar eerder - in 1684, ook in Zwevezele - noteerde de pastoor het overlijden van 'Joanna Benoo' die in 1683 nog gehuwd was als 'Joanna Denoo'. In 1722 noteerde hij (of zijn opvolger) het overlijden van de zoon Joannes Denoo eveneens als 'Beno'. In 1737 ten slotte wordt bij het huwelijk van de kleinzoon Petrus Denoo de variante 'Benö' genoteerd. Trouwens de vermelde leeftijd van 80 jaar klopt perfect (Judocus was 79 jaar en 7 maanden).
Bij het overlijden van 'Jacoba Craeye, 70 jaar oud' in 1694, schreef de pastoor ook geen verdere uitleg. Toch mogen we dankbaar zijn dat hij toch nog de leeftijden vermeldt. De parochieregisters van Zwevezele zijn immers pas vanaf 1651 bewaard gebleven. Dankzij de opgegeven leeftijd konden we de doopakte van Judocus terugvinden in Pittem.

Judocus Donoo huwde met Jacquemyne (Jacoba) Craeye. Uit een wettelijke passering d.d. 24.03.1651 in Zwevezele weten we dat haar ouders eigenaar waren van een partij land. In die tijd was de Heer van Zwevezele ofwel eigenaar ofwel leenheer van bijna alle gronden. Wie toch particuliere eigendom bezat behoorde tot de rijkere klasse. Een andere belangrijke indicatie van het aanzien van Judocus was dat hij een eigen handtekening had, die we terugvinden in de hiervoor genoemde wettelijke passering. Dat betekent niet noodzakelijk dat hij geletterd was, en kon schrijven. Het gaat letterlijk om een hand-tekening, d.w.z. een eigen symbool dat hij tekende onderaan de akten. Dit is de oudste bekende handtekening van een Denoo.

Het feit dat Judocus Donoo grond bezat en zijn hoge leeftijd van 80 jaar wijzen op relatieve welstand en een goed leven. Of was het een gezond leven door soberheid? Of sterke genen van een migrantenzoon?


FERDINAND VERBIEST, LEEFTIJDSGENOOT VAN JUDUCUS DONOO IN PITTEM

De wereldvermaarde jezuïet Ferdinand Verbiest werd geboren in Pittem op 9 oktober 1623. Hij was dus 3 jaar jonger dan Judocus Donoo. Hun beide doopakten staan in hetzelfde kerkboek. Ferdinand Verbiest was een zoon van de toenmalige baljuw van Pittem, meester Joos Verbiest, die gestudeerd had aan de universiteit van Douai, en die ook baljuw was in diverse omliggende heerlijkheden.
Ferdinand Verbiest bezocht als knaap het dorpsschooltje van Pittem, waar de kapelaan de functie van onderwijzer vervulde. Vanaf 1635 ging Ferdinand studeren in Brugge, vanaf 1636 in Kortrijk, vanaf 1641 in Leuven, en vanaf 1652 in Rome. Aangezien de familie Charles Donou pas omstreeks 1650 verhuisd is naar Zwevezele, moeten beide families in het kleine Pittem elkaar duidelijk gekend hebben. Meer nog: aangezien Judocus Donoo een eigen handtekening had, zal hij school gelopen hebben. Met een leeftijdsverschil van 3 jaar, hebben hij en Ferdinand Verbiest dus een tweetal jaren samen op de banken van het dorpsschooltje gezeten.

Ferdinand Verbiest werd in 1658, na een reeks toevalligheden en na een bewogen zeereis, missionaris in China. Hij gaf zichzelf een Chinese naam 'Nan Hwai-zjen', Nand de goedhartige. Zijn intellect viel onmiddellijk op, en twee jaar later werkte hij onder keizerlijke bescherming, in het observatorium van Peking. Zijn positie wekte jaloersheid op, en via intriges belandde hij in 1665 samen met andere jezuïeten, in de gevangenis. Vanuit de gevangenis kon Ferdinand echter exact een zonsverduistering voorspellen, zodat de rechters begonnen te twijfelen. Uiteindelijk werd hij na 7 maanden vrijgelaten. Vanaf dan groeide Verbiest uit tot een vertrouweling van de nieuwe jonge keizer. Hij werd hoofd van het bureau voor wiskunde, verbeterde de kalender, tekende landkaarten, installeerde nieuwe astronomische instrumenten, liet lichte kanonnen bouwen voor de keizer, en ontwierp een 'stoomwagentje' ... de voorloper van de auto!!! Voor dit alles benoemde de keizer hem tot mandarijn. Intussen bleef Ferdinand Verbiest steeds missionaris. Hij schreef diverse godsdienstige werkjes, maar tegelijk werd de faam van zijn missionering in het thuisland belaagd door concurrerende kloosterordes en door het oprukkende calvinisme, zodat hij in meerdere brieven aan de paus zijn aanpak moest verdedigen.

In 1687 deed Verbiest een zware val van zijn paard, en een jaar later overleed hij aan de gevolgen. De keizer van China bouwde voor hem een praalgraf en kende hem bij Keizerlijk decreet de postume titel toe: "Geleerd en Actief". In zijn geboortedorp Pittem heeft hij een standbeeld.


JUDOCUS DONOO GESITUEERD BINNEN DE GESCHIEDENIS VAN ZWEVEZELE.

Zoals uiteengezet bij de oudste stamvader Charles Donou, is de familie tussen 1646 en 1651 verhuisd van Pittem naar Zwevezele. Daar zijn ze verscheidene generaties gebleven.

Zwevezele lag voor 82% in de Roede van Tielt (Kasselrij Kortrijk) net als Pittem, zodat de familie binnen hetzelfde wettelijk gezag bleef (de overige 18% van Zwevezele behoorde tot het Brugse Vrije). Er waren een 25-tal heerlijkheden. De belangrijkste was de dorpsheerlijkheid Zwevezele-Ayshove, die bestond uit 32 achterlenen.
Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601) zijn te Zwevezele vier woonkernen weergegeven. Een eerste is het dorpscentrum tussen de kerk en het kasteel en bestaat uit twaalftal gebouwen. Een tweede kern ten noordoosten hiervan wordt aangeduid als 'Zwevezele ten hille' en bestaat uit een zestiental gebouwen. Een derde kern (Rick) van een zevental gebouwen is weergegeven aan de noordzijde van de weg die van de galg in oostelijke richting loopt. Ten slotte zijn rond het kruispunt van de Zeswegen een aantal bebouwde sites opgetekend. Het noordwesten van de gemeente wordt ingenomen door het Vrijgeweid, een historisch veldgebied dat pas in de 19de eeuw werd ontgonnen.

Vanaf 1566 begon, voor de duur van 150 jaar, de slechtste periode uit de geschiedenis van onze streek, met voortdurend rondtrekkende legers en pestepidemieën. Het lijkt erop dat Zwevezele iets minder zwaar getroffen werd dan Pittem, omdat de terugval van de bevolking iets minder drastisch was, maar toch spreekt André Vandewiele ook hier van een halvering van de bevolking. Het gebied werd achtereenvolgens geteisterd door de beeldenstormers (1566), de daaropvolgende repressie van Alva (1567-1573), de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), de plunderingen door de radicale Gentse calvinisten (1577-1583), de herovering van onze gewesten door de Malcontenten samen met de Spanjaarden (1580), en de strooptochten van de Staatse vrijbuiters vanuit Sluis en Oostende (1585-1610). De oorlogsellende werd nog vergroot door besmettelijke ziekten, zoals difterie en de pest.
Het waren de Malcontenten die het kasteel van Zwevezele plunderden op 1 januari 1582. De ruïne, gekend als 't Sterkst van Zwevezele, bleef staan tot 1600, dan werd het heringericht voor ... Maria Lampsins (zie het boek 'Geschiedenis van de Lanssens-Lansens-Lanssen-Lansen-Lamsens 1460-2003').

Tijdens de tweede helft van de 17de eeuw werden de Zwevezelenaars opnieuw het slachtoffer van vernielingen, ziekten (o.a. weer de pest), hoge belastingen, opeisingen en hongersnood. Vanaf 1668 tot 1678 lag Zwevezele op het grensgebied van de Spaanse en de Franse gebieden, daar de Kasselrij Kortrijk ingelijfd was bij Frankrijk. Door de vele veldtochten van Lodewijk XIV werd Zwevezele in de periode 1665-1697 verschillende malen grondig vernield. In 1697 werd de kerk geplunderd en gedeeltelijk verwoest. Na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) keerde de rust terug naar Zwevezele. Onder het Oostenrijks bewind van Maria-Theresia kon het gebied zich herstellen en verder ontwikkelen. Een interessantste gebeurtenis was de rechttrekking en verharding van de heerweg Kortrijk-Brugge in 1750 (nu de N50).

DE GROND VAN JUDOCUS DONOO IN ZWEVEZELE

Door een enorm toeval, en via de reeds vermelde stamboom 'Geschiedenis van de Lanssens-Lansens-Lanssen-Lansen-Lamsens 1460-2003', kennen we exact het perceel in Zwevezele dat eigendom was van Judocus en Jacquemyne in het jaar 1650. Op 25 november 1650 erfden de kinderen van Jan Lampsens in Zwevezele een stuk grond, waarvan de ligging als volgt omschreven wordt: "ten westen van de kerk, grenzend in het noorden aan de Torhoutstraat, in het oosten aan de Waarbeek, in het zuiden aan de gronden van Pieter Vanthuyne en van Jan Vandendender, en in het westen aan de grond van ... Judocus Denoo" !!

De Waarbeek wordt in Zwevezele de 'Grote Beek' of de 'Jobeek' genoemd. Ze stroomt van Zwevezele richting Waardamme (één van de verklaringen van de naam Waardamme is 'dam op de Waer') en mondt uit in de Velddambeek, de Rivierbeek en het kanaal Gent-Brugge.

De Torhoutstraat was vroeger veel langer dan nu. Waar ze de beek kruist, heet ze tegenwoordig de 'Zeswegestraat'. Het is een geasfalteerde weg met gebogen tracé en een dalend verloop naar het centrum van Zwevezele toe. Haar huidige naam verwijst naar het kruispunt waar zes straten samenkomen: Torhoutstraat, Hoogstraat, Driekavenstraat, Stampkotmolenstraat, Cauwenteynestraat en Rijkestraat. Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1571), gekopieerd door Pieter Claeyssens (1601), is er alleen bebouwing ter hoogte van het gehucht Zeswegen: tussen de Aspergemstraat en de Rijkestraat zijn een vijftal gebouwen opgetekend en ten oosten van het kruispunt met de Torhoutstraat een viertal gebouwen. Op de kaart van Ferraris (1778) is de straat afgezoomd door bomen en loopt ze doorheen akkers, weilanden en kleine bospartijen. De bebouwing is nog altijd beperkt maar meer dan in 1571, en ze is verspreid langsheen de weg. Op het kruispunt van de zes wegen is een wegkruis aangeduid.

Als je vanaf de Markt van Zwevezele komt, is er voor de grond van Jan Lampsins slechts één mogelijkheid, nl. aan de linkerkant, net voorbij de beek. De beek is echter omgelegd rond de eerste huizen: de huidige huisnummers 2 en 4 lagen vroeger vóór de beek (op de Ferrariskaarten van 1778 zien we duidelijk dat deze omlegging niet bestond). De grond van Jan Lampsins is dus het perceel van de Zeswegestraat n° 6. Net als in 1650 is dit perceel ook vandaag minder diep, en is er achteraan (dus ten zuiden) een andere eigendom (in 1650 waren dit de percelen van Pieter Vanthuyne en van Jan Vandendender). De grond van Judocus Denoo is dan het stuk braakliggend land naast de Zeswegestraat n° 6 op de volledige diepte.


DE FAMILIES CRAEYE EN LAMPSINS IN ZWEVEZELE

Judocus Donoo huwde met Jacquemyne (Jacoba) Craeye. De familie Craeye is een aloud Zwevezeels geslacht. Dankzij een aantal wezenakten kunnen we met de familie Craeye teruggaan tot 1470 !! (schema).

Uit het schema blijkt dat Jacoba een dochter was van Boudewijn Craeye (Rijksarchief Brugge, Gemeentearchieven, Supplement II, Gemeentearchief Zwevezele, n° 15, f° 43v, d.d. 24.03.1651). Boudewijn kunnen we op merkwaardige wijze in verband brengen met de Zwevezeelse Lampsins uit ons stamboomboek 'Geschiedenis van de Lanssens-Lansens-Lanssen-Lansen-Lamsens 1460-2003'.

Maria Lampsins was eenvoudige herbergiersdochter uit 'De Clocke', naast de kasteeldreef op de markt van Zwevezele. Ze kon in 1600 huwen met Adriaan Luucx, de Heer van Zwevezele. Zo werd ze Vrouw van Zwevezele en is ze ook een voormoeder van Koningin Mathilde. Al in 1604 overleed Adriaen en Maria erfde al zijn bezittingen. Uit hun huwelijk was een erfgename geboren, nl. Adriana Luucx. Die huwde eerst met Jacob Van Haveskerke (°1587 +Zwevezele 08.09.1648, erfgenaam van de Heer van Zedelgem) en dan met Jean De Gryse (Heer van Zonnebeke). Zo erfde de dochter de Heerlijkheden Zwevezele, Pittem, en nog veel meer.

De promotie van Maria Lampsins tot Vrouw van Zwevezele verwekte uiteraard jaloerse reacties, die zich ondermeer uitten onder de vorm van roddels. In 1623 moest Boudewijn Craye voor de baljuw verschijnen "... tot reparatie van injurien ...", lees: om zich te verantwoorden wegens beledigingen aan het adres van Maria Lampsins. Hij ontkende echter zijn schuld (zie: "Zwevezele" door André Vandewiele, blz. 204).


Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.947 personen (individuals, personnes) d.d. 1 december 2024 - site: http://lanssens.be