Pieter was eerst 'conscrit', iemand die gedwongen dienstplicht vervulde in het Franse leger. Napoleon speelde een handig spel met de dienstplicht. Onder de dekmantel van «Liberté, Égalité, Fraternité», de lijfspreuk van de Franse Revolutie, was iedereen gelijkwaardig, en dus kon iedereen opgeroepen worden.
De wet op de conscriptie zorgde voor de inlijving van vele jonge gezonde werkkrachten in het leger van Napoleon. Voor vele arme boerengezinnen was deze dienstplicht een zware financiële belasting. Dit zorgde voor opstandigheden zoals de Boerenkrijg in 1798. Concreet moesten vanaf 1798 alle mannelijke burgers tussen de 20 en 25 jaar zich inschrijven op een lijst (conscriptie). De dienstplicht gold van het 18de tot het 24ste levensjaar. Na het 23ste jaar was men nog tien jaar verplicht bij de burgerwacht, waardoor men nog kon ingezet worden bij binnenlandse onlusten.
Het aantal conscrits werd vastgelegd per kanton. Het systeem van de loting hield in dat de loteling zich naar de hoofdplaats van zijn kanton begaf. Daar moesten ze elk een lot uit een tamboer trekken. Trok men een lager lot dan het contingent, dan werd men opgeroepen. Diegenen met een hoog lot waren vrijgesteld.
Wie een slecht lot trok, maar voldoende middelen bezat, betaalde voor een vervanger. Een plaatsvervanger kostte tussen de 1.000 en de 4.500 Belgische frank. Plaatsvervanging werd via een notariële akte geregeld, bv. om te bepalen wat er gebeurde indien de vervanger deserteerde !
De Fransen maakten het deserteurs bijzonder moeilijk. De deserteur werd veroordeeld, opgespoord en er stond een beloning op zijn hoofd. Daarbij trachtte men het sociaal draagvlak weg te nemen door ánderen te laten boeten in zijn plaats: de ouders moesten de boete betalen, een jongere broer kon niet meer vrijgeloot worden en iemand anders van het dorp, die vrijgeloot was (of de vervanger die zich afgekocht had) moest dan toch dienst doen (want het contingent moest vol zijn). De meeste deserteurs werden dan ook gevat.
Pieter moet dus een slecht lot getrokken hebben. Volgens de fiches van Roger Vergaerde werd hij op 09.05.1812 opgeroepen om ingelijfd te worden in de Nationale Garde. Hij was echter een jaar eerder gehuwd, en kreeg daarvoor vrijstelling. Dit huwelijk heeft waarschijnlijk zijn leven gered. Een maand later (24.06.1812) begon de catastrofale veldtocht naar Rusland. Napoleon trachtte met een onvoorstelbaar aantal van 700.000 soldaten ('La Grande Armée'), Rusland te veroveren. Een half jaar later, in december 1812, keerden slechts 20.000 levend terug. Onder de gesneuvelden was een leeftijds- en naamgenoot: Joannes Denoo (geboren 01.09.1791).
Daarna was Pieter Denoo eerst wever en boerenwerkman. In 1832 woonde hij in Roeselare en was daar blijkbaar dienstbode. In de alfabetische registers van veroordeelden door de correctionele rechtbank te Brugge vinden we hem in het boekdeel 1830-1835, in penibele omstandigheden.
«Pieter Denoo, 44 jaar, dienstbode wonende in Rousselaere» werd op 12 september 1832 veroordeeld voor «dieverij». Het volledige procesdossier van 115 bladzijden is bewaard in het rijksarchief te Beveren.
Pieter had in augustus 1831 een lange broek gestolen bij landbouwer Petrus Van Lancker waar hij al jarenlang knecht was. Pieter's vrouw had de stof gebruikt om er kinderklederen van te maken. Daarna was Pieter in de nacht van woensdag 9 op donderdag 10 november 1831 gaan inbreken bij landbouwer Joannes Mortagne, die eveneens vlakbij woonde, maar net buiten Roeselare in Beveren. Hij drong binnen via het zoldervenster en ontvreemdde 2 manshemden, 1 vrouwenhemd, 3 vrouwenmutsen, 7 pond gehekeld vlas, 3 broden, 14 frank, 3 lege beurzen en een beurs met 12 stukken van 5 frank. Verder werd hij ook genoemd bij de diefstal van brandhout bij bakker Eugene Vergote en van een 'aallepel' bij olieslager Clement Dufour, maar beide laatste verdenkingen werden niet weerhouden.
In die tijd waren deze feiten zwaar genoeg voor een assisenproces te Brugge met 12 juryleden! De jury verklaarde Pieter schuldig aan de diefstal bij Van Lancker, maar voor de diefstal bij Mortagne werd hij alleen schuldig verklaard voor heling van de gestolen goederen.
Diefstal werd vroeger naar onze normen extreem streng bestraft. Pieter kreeg «vijf jaren reclusie zonder tentoonstelling», ... inderdaad: niet minder dan 5 jaar opsluiting, en hij mocht blij zijn dat hij ontsnapte aan een openbare tentoonstelling aan de schandpaal! Uit de gevangenisdossiers blijkt dat gevangenisstraffen tot en met de laatste dag moesten uitgezeten worden.
... Nochtans is dit slechts een gering verhaal, in verhouding tot wat volgt ...
Eén jaar nadat hij weduwnaar geworden was, hertrouwde de 53-jarige Pieter De Noo in 1844 met de 46-jarige ongehuwde Sophia Herman. In de huwelijksakte valt onmiddellijk op dat de ouders van Sophia allebei op dezelfde dag overleden zijn. Met het vermoeden van een ongeval zocht ik hun overlijdensakten op. Het werd een akelige ontdekking.
Beide overlijdens staan ingeschreven te Brugge op 11 messidor jaar VIII (maandag 30 juni 1800). Ze maken deel uit van 9 opeenvolgende akten, allen van personen overleden op de middag (décédé à midi). Alle aangiften gebeurden door de 'griffier du second conseil de guerre de la 24° division militaire' en door de 'commissaire du gouvernement près le dit conseil': het was een uitvoering van de doodstraf!
In de 4 laatste akten is de datum overschreven: 'onzième' werd overschreven door 'neuvième'. Uit de kroniek die hierna geciteerd wordt, weten we dat de vonnissen uitgevoerd werden op 9 messidor VIII (zaterdag 28 juni 1800). De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft zich dus vergist (wellicht door de emotie), eerst 'onzième' geschreven, daarna in de vier laatste akten de datum gecorrigeerd naar 'neuvième', maar dit vergeten te doen in de vijf eerste akten.
De 9 terechtgestelden waren allen afkomstig uit het Kortrijkse. Hun namen:
- akte 907 Marie-Joseph Derho
- akte 908 Anne-Catherine Alliet (moeder van Sophia Herman, in feite geboren als Catharina Ailliet)
- akte 909 Josse Hasaert (man van 907)
- akte 910 Pierre Herman (man van 908, vader van Sophia Herman, geboren Petrus-Josephus Herman)
- akte 911 Augustin Herman (broer van Pierre hiervoor)
- akte 912 Antoine Maton
- akte 913 Jean Mock
- akte 914 Joseph Venne
- akte 915 Henri Gheersen (bendeleider)
Dr. Noël Geirnaert, toenmalig hoofdarchivaris van Brugge, maakte me attent op een vermelding in een onuitgegeven deel van het dagboek de "Brugsche Chronijcke" van Joseph Van Walleghem. Op marktdag zaterdag 28 juni 1800 staat er uitzonderlijk veel tekst neergepend. Vier folio's lang beschrijft Van Walleghem met bloedstollende details hoe 9 personen uit het Kortrijkse, al een tijd in de Brugse gevangenis omwille van moord en diefstal, met de guillotine werden terechtgesteld op de Brugse Markt. Zelf noemt hij dit "het ijselijkste schouwspel dat mogelijk ooit binnen Brugge gebeurd is".
Anne-Catherine Alliet (vele jaren later postuum schoonmoeder Denoo) was kort daarvoor bevallen in de gevangenis. De geboorteakte hebben we echter noch in Brugge, Roeselare of Kortrijk gevonden. «Na de laatste kus voor eeuwig werd het 2 maanden oude zoontje haar ontrukt, en vóór de gevangenispoort aanbesteed voor de minstbiedende». Hiermee bedoelt de kroniekschrijver dat het kind op kosten van de staat geplaatst werd in een pleeggezin. Kandidaat-pleeggezinnen konden hiervoor prijs geven, en het goedkoopste bod werd weerhouden. Zijn 2 jaar ouder zusje Sophia Herman, onze latere bruid van Pieter Denoo, wordt niet vermeld. Waarschijnlijk was zij al eerder geplaatst buiten Brugge, mogelijk in Roeselare.
Van Walleghem schrijft dat Anna-Catharina de eerste was «waarvan de hals door het moordmes doorsneden werd» en op dat ogenblik gaf de andere vrouw vanop de transportwagen «een schreeuw die meerdere straten ver gehoord werd». Volgens de officiële akten was de volgorde omgekeerd, dus Marie-Joseph Derho was de eerste, en de schreeuw kwam van Anna-Catharina Alliet. Na beide vrouwen, passeerden Pierre Herman (de latere schoonvader Denoo) en zijn broer: «hun hoofden werden in 3 minuten afgeslagen».
De toeschouwers hadden bijzonder veel medelijden met het echtpaar Anne Alliet - Pierre Hermans, niet alleen omwille van het kind, maar vooral omdat zij (en ook Pierre's broer) de enigen waren zonder bloed aan de handen. Zij waren helers van de gestolen goederen, maar hadden niet gemoord en gestolen zoals de anderen.
De zesde (volgens de officiële akten de zevende) veroordeelde kreeg letterlijk uitstel van executie, zij het slechts voor enkele minuten. De bodem van de guillotine schoot los en hij rolde ernaast in de bak met de 5 dode lichamen, «zodat hij in zijn angst waarschijnlijk niet wist of hij nu nog leefde of dat hij zijn doodslot al ondergaan had». Toen de deur van de «moordbak» opengemaakt werd «kwam hij helemaal bebloed van tussen de lijken naar buiten, en werd opnieuw langs de trappen van de guillotine naar boven gebracht».
Als negende en laatste kwam de bendeleider aan de beurt. Ook bij hem liep het even fout: het mes moest opnieuw opgetrokken worden, en in die tijd kon hij vlug nog enige woorden richten tot de toeschouwers.
Als epiloog van dit verslag vernemen we dat de lichamen om 10 uur 's avonds naar het St-Janshospitaal gevoerd werden «om geopereerd te worden in het belang van de kennis van de chirurgijnen». Hierbij was het vooral te doen om de vrouwenlichamen, want die waren zeldzaam!
Tot slot lezen we dat enkele dagen nadien, op 3 juli 1800, opnieuw vanuit het Kortrijkse, 9 andere personen werden aangevoerd, waarvan men dacht dat ze tot dezelfde moordenaars- en dievenbende behoorden als de 9 geëxecuteerden. Wat er met hen gebeurd is heb ik niet opgezocht. Wel heb ik gezocht naar het assisenproces van 'onze bende'. Helaas zijn de processtukken niet te vinden in het rijksarchief van Beveren.
Drie jaar later - op woensdag 2 november 1803 - zou de bende van Baekelandt hetzelfde lot ondergaan. Hoe komt het dat de bende van Baekelandt zoveel bekendheid verworven heeft, en «onze» schoonouders niet ?? De reden is eenvoudig: auteurs over de bende van Baekelandt (o.m. Abraham Hans, Victor Huys, ...) zochten hun inspiratie in het archief. Over het assisenproces tegen Louis Baekelandt (2 augustus 1803) is in het rijksarchief een dossier ter grootte van 3 dozen bewaard, en van «ons» proces niets.
Hierna volgt integraal de originele tekst uit het dagboek van Jozef Van Walleghem d.d. 28.06.1800. In dat jaar was de afbraak van de St-Donaaskathedraal volop aan de gang, midden de woelige beginjaren van de Franse periode, met haar hevige godsdienstvervolging.
___________________________________________________________________________
«Op den 28 junij zijnde nonidi den 9 messidor, saterdag en martdag, zaeg men 's morgens de guillotinne in 't midden der Mart geplaest en in den morgen begonde het ijzelijckste swauwtonneel dat mogelijks oijt binnen Brugge gebuert is, wegens de executie ter doodt van de negen persoonen van welcke hiervooren folio verhandelt is. In den morgen vernam men dat het gehuijl en gekerm tot buijten de vangenis gehoort wiert en dat het versteenste gemoed van die het misbaer in de vangenis gesien hebben tot traenen van medelijden beweegt wiert. De vrouw van Pieter Hermans was sedert twee maenden in de vangenis gelegen van een jong soontjen en naerdat de betraende moeder haer kint desen morgen den laesten kus voor eeuwig gegeven hadt, wiert het kint uijt haere geliefde armen ontrokken en voor eene somme gelt publickelijk voor de vangenisse aen het volk minst biedende de naeste voor zijn leven of tot zijn meerderjaerigheijd aenbesteet, waeruijt men kan afmeten, gevoegt met de vreese des doodts, wat schrik en hertsseer zulks tusschen man en vrouw en tusschen de twee gebroeders Hermans moet veroorsakt hebben, dusdaenig hadde het mogelijk geweest dat zij alle negen voor de executie van schrik zouden gestorven hebben.
Eijndelinge ten twalf uren wiert het schrikkelijk truertonneel geopent. De negen veroordeelde van schrik en hertsseer als half doodt zijnde, wierden alle saement aen de vangenis geplaest op eenen waegen, bij zig hebben eenen beeedigden priester, genaemt Van Hese, nu capellaen van de parochie van Oostcamp, aen wie zij zig scheenen wel te resolveeren, vijf moorders waeren met een opperhemde aen en vier, waeronder de vrouwlieden, in hun gewone kleederen. Dien schrikkelijcken waegen aldus tusschen het geloop van eene bijnae ontelbaere menigte volks en tusschen het gehuijl en gekerm van de aenschouwers en van degone nog meer die hun op den waegen bevonden tot voor het ijzelijk moordtuijg op de Mart gekomen zijnde, begonde de alderschrikkelijkste executie met de ongehoorde omstandigheden die haer verselde.
De vrouw van Hermans die gelijk haeren man en Marij Deroo verblint waeren, wiert d'eerste op het schavot gebragt en terwijl haeren hals door het moordmes doorsneden wiert, gaf Marij Deroo, die magetloos op den waegen scheen te liggen een zoodaenigen overgrooten schreeuw uijt, dat dezelve meer als eene straete verre gehoort wiert en die eenider met schrik overlaede. Zoo haest dese gepasseert was, scheen Marij Deroo, die zeer pligtig in de moorden geweest heeft, den laesten schreeuw gegeven te hebben en zij laeg magteloos en als doodt op den waegen, dusdaenig dat de twee scherpregters haer van dezelve moesten afhaelen en langs de trappen van 't schavot opbrengen en haer al slingerende als eenen dooden mensch van boven op het schavot leijden. Vervolgens haere rokken al liggende van onder toegebonden hebbende, wiert zij al sligerende op den doodtsbank gebonden en nedergeleijt, zoo men in 't algemeen dunkt reets de doodt gepasseert aleer dat haer hooft door het moordmes afgeslaegen wiert. Dan volgden Hermans en zijnen broeder die malkaer voor altijdt den laesten adieu gaeven en hunne hoofden wierden in drij minuten afgeslaegen.
De beijde broeders Hermans en zijne vrouw worden van menige zeer beklaegt omdat zij eijgentlijk hunne handen met geen menschenbloet bevlekt hebben, maer alleen met voordagt hebben opgekogt en verborgen alle de goederen die door de vijf moorders en moorderes Marij gestolen wierden, welke zij zooveel te gemakkelijcker konden doen omdat zij woonende binnen Kortrijk, kleerkopers van stijle waeren, zoodat ten hunnen opsicht het spreekwoort wel vervult is "vond men geen afkopers, men vonde geen dieven".
Agter d'executie van dese vier volgde degone van Jan Mocke, zijnde eenen jongman van 19 jaeren die alhier in 't tribunael crimineel over twee jaeren tot twee jaeren opsluijting in een correctiehuijs verwesen was en die uijt hetzelve uijtgebroken zijnde, sedert dief en moorder van prefextie geworden was, welkers hooft ook zeer kortswillig afgeslaegen wiert. Dan verscheen op het schavot den sesden om zijn doodtvonnis te ondergaen aen wie eene daedt gebuerde die mogelijks nog niet voorgevallen is, sedert dat het moordtuijg der guillotinne is opgeregt en onder welcke geduerende de revolutie zoo menigvuldige slagoffers ten onregt vermoord zijn. Het deksel van het gat op het schavot waerin de onthoofde lichaemen geworpen worden door de scherpregters, die ook als met schrik bevangen waeren, niet wel toegeleijt zijnde, viel desen sesden, gereet staende om op de planke gebonden te worden, door hetzelve gat waerin de vijf doode lichaemen laegen, zoodat reets verschrikt van de doodt levende tusschen de dooden inviel en voorseker niet wist of hij levende was of reets het doodtslot ondergaen hadde en om zoo te zeggen twee doon voor eene gestorven heeft. Als men aenmerkt wat schrik en schroom hem moest ontstellen als hij levende zig tusschen de doode bevond en in dezelven put met vijf doode lichaemen viel waerin hij reets zonder dit geval ook al doodt zoude gelegen hebben en aen niemant ook noijt schrikkelijcker vertooning in dusdaenig een geval kan overgekomen zijn. De scherpregters waeren als verstelt als sij hunnen slagoffer verdwenen saegen, gelijk ook de bijnae ontelbaere aenschouwers, zoo ras ook als den ongeluckigen verdwenen was, liepen zij beijde de trappen van het schavot af en openden de duere van den moordkuijl waerin den levenden dooden verdwenen was in de grootste vrees dat hij in den val zijne beenen, mits zijne handen op den rugge gebonden waeren, zoude konnen gebroken zijn, maer hoe groot was hunne verwondering gelijk ook alle degone der aenschouwers als sij hem bebloet, besonder in het aensicht, door eene kwetsuere die hij in den val bekomen hadde saegen te voorschijn komen en van zelfs van tusschen de doode lijken de deure uijtkomen. Hij wiert andermael op de trappen der guillottinne geleijt en sessefs op den moordbank gebonden waer het mes van 't moordtuijg hem seffens het hooft afsneed en doodt tot die plaets geleijde waer hij twee minuten tevooren nog levende in geweest hadde en hem dus van half gewond en bebloet tot die plaets deed overgaen waerin hij zoo kortswillig tevooren zijn wonden, die hem maer weijnig pijne hebben konnen veroorsaeken, ontfangen hadde.
Nu stonden er nog drij moorders op den waegen die dit schroomelijk truertonneel oogblijkelijk hadden naergespuert en twee der zelve wierden zeer kortswillig door het moordmes het hoofd afgeslaegen en eenen alleen meer was meer overig, zijnde den meestermoorder, oudt ontrent 50 jaeren, desen doorstond ook als tweemael het doodvonnis. Naer eene korte aenspraek aen het volk gedaen te hebben en in welke hij eenider aensogt van zijne ziele gedagtig te zijn, wiert hij op de planke gebonden, maer weder tot schroomelijcke confusie van de scherpregters moest hij, reets liggende om het hooft te worden afgeslaegen, opgeregt worden terwijl het doodtmes niet opgetrokken was en zijn hooft vervolgens door het zoo bebloede moordgat niet konde gesteken worden. De plank op welke hij laeg wiert andermael regt gestelt, het mes wiert opgetrokken en hij seffens nog eenige woorden tot het volk sprekende wiert neergelaeten en zijn hooft wiert afgeslaegen dat reets twee minuten tevooren den doodtsslag gemist hadde.
Dese zijn de besonderste omstandigheden welke dese zoo schromelijcke executie verselt hebben, en welke door de gemelde toevallen misschien tot meerder straffe der moorders, dezelve verlangt hebben tot op een kwartier eurs, welke gemakkelijk op 8 tot 9 minuten zoude konnen ter uijtvoer gebragt geweest hebben.
's Avons om thien uren zijn de negen lichaemen en hoofden vervoert naer het hospitael van St.-Jan om eenige aldaer te worden begraeven en andere meest de vrouwspersoonen te worden geopereert omdat de konst der chijrurgins daerdoor te meerder zoude konnen uijtgebreijt worden, gelijk reets met verscheijde andere, die het noodtlod des doodts door de guillotinne onderstaen hebben, gedaen is, omdat die lichaemen frisch en gesont stervende, men daeruijt kan vinden alle de kueren die tot welstant van het lijdende menschdom noodig zijn en de kamer der ghijrurgie lang getragt heeft om een vrouwspersoon besonderlijk op die wijse te konnen opereeren om de menige toevallen die aen het vrouwelijk geslagt eijgen zijn te konnen ontdekken, besonder aen een vrouwspersoon welke maer sedert twee maenden van kinde verlost was.
Zijnde aldus wederom de aerde van negen befaemde moorders en booswichten gesuijvert geworden.»
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.928 personen (individuals, personnes) d.d. 20 oktober 2024 - site: http://lanssens.be