ONZE OUDSTE GEKENDE VOORVADER: ANDREAS LANSSENS IN GITS
De parochieregisters van Gits beginnen in 1619, dus pas vanaf Andreas' en Judoca's derde kind. De motivatie voor de geboortejaren van de twee oudste kinderen staat in hun commentaar. Het oudste kind Antonius is geboren omstreeks 1617. Als we dan verder rekenen met een typische huwelijksleeftijd van 25 jaar in die tijd, en 27 jaar om een eerste kind te hebben, bekomen we voor Andreas een geboortejaar omstreeks 1590.
De vier volgende kinderen van Andreas en Judoca staan wel vermeld in het doopregister. Dit zijn hun peters en meters:
- Judoca Lanssens 26.03.1622: Joannes Batens & Judoca Vanhove (de vrouw van Michael Vanhove)
- Egidius Lamsens 03.09.1624: Egidius Minne & Jacoba Lamsens (de vrouw van Egidius Pauwels)
- Maria Lansen 03.06.1627: Egidius Maertens & Judoca (de vrouw van Joannes Oore)
- Petrus Lamsins 11.03.1630: Petrus Kesteloot & Jacoba Lamsins (als vervangster van Elisabeth Devos, de vrouw van Christophorus Denys)
====> Jacoba "Lamsens" moet normaal gezien, een zuster zijn van Andreas Lanssens. We vinden echter niets over haar.
Veel later, op 28.02.1649 vinden we Judoca Maertens in Torhout, als meter van Andreas Lansins, zoon van Andreas & Maria Schellebrouck. Zo weten we dat de kinderen naar Torhout getrokken zijn (en later naar Kortemark).
Van Gits is er een inwonerslijst (status animarum) bewaard uit 1615. Daaruit blijkt dat Gits in die periode quasi leegelopen was door oorlog, godsdienstvervolging en pest,: er bleven nog slechts slechts 31 gezinnen over, met in totaal 123 inwoners. De familie Lanssens was daar niet bij. Onze voorouders Lanssens hebben zich dus in Gits gevestigd tijdens een periode van herbevolking tussen 1616 en 1621.
Nieuwe inwoners werden door de dorpsheer aangelokt met diverse voordelen, zoals tijdelijke vrijstelling van belastingen
++> KOPIE OUDSTE AKTE <++
HOE IS ANDREAS LANSSENS TERECHTGEKOMEN IN GITS ?
Het Graafschap Vlaanderen van 1600 was totaal niet het Vlaanderen van vandaag. Het bestond uit West-Vlaanderen (incl. Doornik en Moeskroen), Oost-Vlaanderen (tot tegen Dender en Schelde), Zeeuws-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen (tot aan Gravelines). De taal die hier gesproken werd, leunt dicht aan bij het hedendaagse West-Vlaams. Er was echter ook een Franstalig gebiedsdeel.
Vóór 1600 was er decennialang oorlog tussen het katholieke Spanje en de protestantse Nederlanden. Ná 1600 werd er decennialang oorlog gevoerd met de Fransen die onze streek wilden veroveren. Onze bevolking zat er midden in.
De meest ellendige periode uit de geschiedenis van onze streek duurde 150 jaar, en begon in 1566. De jaren daarvoor waren de noordelijke Nederlanden protestants geworden onder invloed van populistische haatpredikers uit die tijd (Calvijn, Luther, ...). Vanuit het noorden werd de nieuwe leer ook verkondigd in Vlaanderen. Dit gebeurde tijdens openluchtpreken met duizenden toehoorders. De climax werd bereikt in 1566, met de grootste culturele barbarij uit onze geschiedenis: de Beeldenstorm. De protestanten vernielden overal de eeuwenoude kunstschatten in de kerken, vergelijkbaar met de terreur van Islamitische Staat in de jaren 2010.
Als reactie bedacht de Spaanse koning ons van 1567 tot 1573 met het schrikbewind van Alva. Zo begon in 1568 de tachtigjarige oorlog tussen Spanje en de Nederlanden - tussen katholieken en protestanten. In 1578 was er even de 'Unie van Atrecht', waarbij de adel zich verzoende met de katholieke Spaanse koning. Als reactie kwam in 1579 de 'Unie van Utrecht' waarin de protestantse Willem Van Oranje de onafhankelijkheid uitriep van de Nederlanden - Vlaanderen inbegrepen.
Meteen ontstond een protestants terreurbewind om alle katholieke en Spaanse sporen uit te wissen. Zo werd onze streek van 1579 tot 1585 te vuur en te zwaard gezet vanuit Gent. De Spanjaarden sloegen echter terug, de overgave van Brugge was in 1584. Het is echter de val van Antwerpen in 1585 die gezien wordt als de definitieve scheiding van noord en zuid. Vanaf dan groeiden Nederland en Vlaanderen uit elkaar.
Vanaf 1586 kwam er protestantse terreur uit Oostende en Sluis. Dit had niets meer te maken met godsdienst. De zogenaamde 'vrijbuiters' organiseerden rooftochten tegen de bevolking, tegen reiskonvooien, e.d., en eisten een 'contributie' om bescherming te verlenen, de maffia avant-la-lettre.
Daarmee zijn we aanbeland in de tijd van Andreas Lanssens, het begin van de jaren 1600. Onze streek, de Zuidelijke Nederlanden, was katholiek en onder Spaans bewind. In het noorden waren de protestantse Nederlanden. In het zuiden hadden de Fransen een eeuwige droom om Vlaanderen in te palmen. De ellende en de armoede waren verschrikkelijk. Veel mensen hadden de troebelen niet overleefd of waren gevlucht. De achterblijvers werden verder uitgedund door door oorlog, brandstichting, hongersnood, hinderlagen, ontvoeringen, afpersing en de pest. Veel dorpen lagen bijna totaal verlaten en de velden waren onbebouwd. Zoals hoger vermeld bleven er slechts 31 gezinnen over.
In 1609 hadden we dan het twaalfjarig bestand, waarin iedereen weer hoop kreeg op een normaal leven. Men wist uiteraard niet dat de vrede amper 12 jaar zou duren. Tal van heren van heerlijkheden hadden nog amper onderdanen, het land bleef onbewerkt en hun inkomsten daalden drastisch. Ze beslisten om nieuwe bewoners uit andere streken aan te trekken door hen vrij te stellen van grondrenten gedurende drie, vier tot zelf vijf jaar (bron: Jo Patteeuw, Rekeningen van heerlijkheden te Wingene).
VAN WAAR KWAM ANDREAS LANSSENS ?
Eén van de gelukzoekende inwijkelingen was dus onze voorvader Andreas Lanssens, die zich in Pittem vestigde tussen 1616 en 1621. De inwijkelingen waren van diverse pluimage:
- Spanjaarden, bv. soldaten of legermedewerkers uit de achterhoede (denk bv. aan de familienaam Pardo)
- Bondgenoten van de Spanjaarden, o.m. de 'Malcontenten', die afkomstig waren uit de Franstalige provincies van de Nederlanden (Artois, Henegouwen, Namen en Luxemburg).
- Personen die een misdaad begaan hadden; ze werden gebrandmerkt en verbannen uit hun eigen streek.
- Economische migranten.
Hierrond kunnen we enkele hypothesen ontwikkelen:
- Te horen aan de klank van onze familienaam zal Andreas geen Spanjaard of franstalige geweest zijn.
- De hypothese dat Andreas uit het huidige Nederland komt is zeker mogelijk. Eind de jaren 1500 was er een massale vlucht geweest van protestantse sympathysanten uit onze streek naar de noordelijke Nederlanden. Tegelijk was er echter een kleinere omgekeerde beweging van noordelijke katholieken naar het zuiden. Tot op vandaag komt onze familienaam frequent voor in Nederland, vooral als 'Lansen' (134 personen) en ook 'Lansens' (5 personen). De naam kwam in Nederland vanuit Scandinavië (Saab heeft een vliegtuigtype 'Lansen') en vanuit Noord-Duitsland (daar is zelfs een dorp met de naam 'Lansen', gesticht in 1481).
- Een krachtige hypothese is echter dat Andreas afstamt van de familie Lamsens/Lamsins uit Zwevezele/Lichtervelde. De 4 kinderen die vermeld worden in het doopregister van Pittem zijn Lanssens, Lamsens, Lansen en Lamsins. De familienaam Lamsens is ontstaan uit de voornaam Lamsin => Lamsins => Lampsins => Lampsens => Lamsens. In de tijd van Andreas was het de meest voorkomende familienaam in Zwevezele. Deze hypothese wordt echter niet bevestigd door het grote Y-DNA onderzoek dat we gedaan hebben in 2017.
- De naam Lampsens/Lamsens komt echter ook uit Oostende. Einde de jaren 1500 was Cornelis Lampsins de burgemeester van Oostende. Hij wordt vermeld in mijn boek 'Geschiedenis van de Lanssens-Lansens-Lanssen-Lansen-Lamsens 1460-2003'. Oostende werd 3 jaar lang belegerd van 04.07.1601 tot 22.09.1604 (de val van Oostende). Cornelis Lampsins had de overmacht van de Spanjaarden tijdig ingeschat, en vóór de belegering was hij gevlucht naar Vlissingen in Zeeland. Daar ontplooide hij zich tot een superrijke reder, en koloniseerde de Caribische eilanden Tobago en St-Maarten in opdracht van de Franse koning Louis XIV. Als dank kreeg hij van de Zonnekoning de adellijke titel 'baron van Tobago'. In Vlissingen is het bekende en recent gerenoveerde 'Lampsinshuis' naar hem genoemd. Helaas zijn alle archieven van Oostende tijdens het beleg verloren gegaan. Daardoor is het onmogelijk om een verwantschap te achterhalen.
GESCHIEDENIS VAN GITS IN DE TIJD VAN ANDREAS LANSSENS.
(bron: Gits door de eeuwen heen, door Aubert Van Biervliet en Peter Hostens, 1986)
De gemeentenaam van Gits wordt het eerst vermeld in 1088 als 'Giddis'. Latere schrijfwijzen waren Ghides (1143), Ghiedth (1260), Gheds (1274), Geyts (1352), Ghyts (1511). Vanaf de 17de eeuw vinden we Ghidts, Gidts, Ghits en Gits. Vanaf 1840 is het definitief Gits. De naam verwijst naar de naam van een beek: 'gid-isa' zou in het Nederfrankisch van de 9de eeuw betekenen 'stromende beek'.
Het wapenschild van Gits dateert pas uit 1819 en is afkomstig van de Heren vanden Berghe. De heraldische omschrijving is als volgt: op azuur (blauw) een Sint-Andrieskruis van goud (geel) beladen met vijf ringen van azuur.
In de jaren 1500 waarin onze familiegeschiedenis begint, zaten we midden in de feodaliteit. De vorst leende grond aan zijn hoge ambtenaren, in ruil voor hun eed van trouw en bijstand. Dit leenrecht was meestal erfelijk. Die leenmannen ('vazallen') gaven een deel van hun grond verder in achterlenen aan hùn ambtenaren, enzoverder. Een heerlijkheid was een geheel van (achter)lenen en privégronden. Aan het hoofd van de heerlijkheid stond de Heer. Dit was een mini-vorst die over de inwoners van zijn gebied de 'heerlijke rechten' (= rechten van de Heer) uitoefende, en die zijn gronden verhuurde tegen een 'heerlijke rente' (= rente voor de Heer).
- De 'heerlijke rechten' (dus de rechten van de heer) omvatten rechtspraak, belastingen, tolheffing, boeten, jachtrecht, maalrecht (want de wind behoorde hem toe), enz. Om zijn rechten uit te oefenen stelde de Heer een baljuw (cfr. burgemeester) aan, en schepenen (die moesten recht 'scheppen'). Alle verpachtingen, leningen, ... moesten via de schepenen passeren. Hun 'registers van wettelicke passeeringen' zijn vaak nog bewaard.
- De 'heerlijke rente' werd ook cijns genoemd, de verhuurde gronden waren 'cijnsgronden', en de huurders waren 'laten'. Ze betaalden hun cijnzen vaak in natura, bv. door arbeid.
- Een 'hatelijk recht' van de Heer was dat hij bij het overlijden van een laat, recht had op het beste stuk van de nalatenschap.
De feodale indeling was één zaak, maar los daarvan creëerde de Kerk het grondgebied van haar parochies (gemeenten bestonden niet). Wat de hogere feodale structuur betreft, lag de parochie van Gits deels in het Brugse Vrije en deels in de kasselrij van Ieper. Wat de lagere feodale structuur betreft, lagen meerdere heerlijkheden gedeeltelijk in Gits. Van het Brugse Vrije waren dit de heerlijkheden Ogierlande en Kringen, Hagebroek, Pausschen en Vijversschen, en Wijnendale. Van de kasselrij van Ieper waren dit de heerlijkheden Laetschap van Oost-Ieper-Ambacht, Onlede, Zwynlande en Volmerbeke. Kortom, een echte lappendeken. De kerk (en dus de parochie) van Gits wordt al vermeld in de jaren 1000.
SAMENVATTING.
ANDREAS LANSSENS VESTIGDE ZICH IN GITS TUSSEN 1616 EN 1621, IN HET KADER VAN DE HERBEVOLKING TIJDENS HET TWAALFJARIG BESTAND (1609-1621). MISSCHIEN KWAM HIJ UIT ZWEVEZELE/LICHTERVELDE, WANT TWEE VAN ZIJN KINDEREN WERDEN GEDOOPT ALS LAMSINS/LAMSENS EN DIT WAS DAAR, IN DIE TIJD, DE MEEST VOORKOMENDE FAMILIENAAM. DE FAMILIENAAM LAMPSINS WAS ECHER OOK BEKEND IN OOSTENDE. ANDERZIJDS KAN ANDREAS OOK EEN INWIJKELING ZIJN UIT DE NOORDELIJKE NEDERLANDEN, WAAR HIJ VLUCHTTE VOOR HET PROTESTANTISME. DE NAAM 'LANSEN' IS IMMERS EEN ZEER OUDE FAMILIENAAM UIT HET NOORDEN.
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.928 personen (individuals, personnes) d.d. 20 oktober 2024 - site: http://lanssens.be