Petrus of 'Pieter' is geboren als 'Vermeere', net als al zijn broers en zussen. In 1730 overlijdt zijn zus Maria-Magdalena in het geboortedorp Sint-Kruis dan toch als 'Vermeire'. Hieruit zouden we wat te vlug kunnen concluderen dat de familienaam 'Vermeire' ontstaan is te Sint-Kruis rond 1730 uit 'Vermeere'. We zien echter dat de naam Vermeire al 100 jaar eerder gebruikt wordt in andere gemeenten. Conclusie is dus dat ze door de pastoor van Sint-Kruis tussen 1700 en 1730 foutief gespeld werd.
In het bekende boek "Familieboom Vermeire 1713-1959" van pastoor-emeritus Jozef Vandenbroucke is Pieter de oudst teruggevonden stamvader waarvan alleen de naam bekend was. Paul Lanssens is er nu in geslaagd om een generatie hoger te klimmen.
Bij Pieters overlijden werd immers een staat van goed opgemaakt die bewaard wordt in het rijksarchief te Brugge. Hierin staan zijn ouders vermeld: Geeraart Vermeire en Petronelle Vandenberghe. De daaropvolgende speurtocht brengt ons in St-Kruis-Brugge. Om van St-Kruis in Koolkerke te komen moeten we vandaag veel kilometers omrijden, want de Damse Vaart (Brugge-Damme-Sluis) doorsnijdt het gebied. Deze vaart werd ca. 1800 aangelegd door Napoleon. Voor Pieter Vermeire bestond deze hindernis dus niet: wanneer hij in 1746 van St-Kruis naar Koolkerke trekt, is het maar een stap.
Pieter verhuist naar Koolkerke om te huwen met een rijke weduwe.
Marianna Debackere was eerst gehuwd met Maryn Houterman. Ze hadden 2 kinderen, waarvan de namen vermeld worden in de volkstelling van 1748: Anna-'Maria' Houterman (°Koolkerke 22.07.1740) en 'Joanne'-Therese Houtterman (°Koolkerke 05.10.1745). Maryn overleed onverwachts te Koolkerke op zaterdag 19.02.1746 en werd de maandag daarop begraven met een dienst van 2° klasse. Pieter Vermeire moet zijn kans onmiddellijk gezien hebben, want al op donderdag 05.05.1746 - slechts 2½ maand later! - huwt hij met Marianna. In de staat van goed van Maryn lezen we dat hij "laet was van dese lande" en dat hij een goed draaiende boerderij uitbaatte, die dus door Pieter overgenomen wordt.
Bij het doorlezen van de disrekeningen uit 1752 van de kerkfabriek in Koolkerke ontdekken we dat Pieter Vermeire één van de twee dismeesters was van de parochie Koolkerke.
De "dis" is de oude benaming van de instelling die steun gaf aan de behoeftigen, zoals tegenwoordig het OCMW. Pieter Vermeire zou dus in onze tijd co-Voorzitter van het OCMW van Koolkerke geweest zijn.
De "disrekening" is de jaarlijkse financiële balans van inkomsten (pachten, erfenissen, aalmoezen, opbrengsten van collectebussen in kerken en herbergen, ...) en van uitgaven (begrafenissen, brood, herstelling van huisjes, ...).
De disrekening van 1752 begint als volgt: «Rekeninge bewijs ende reliqua de ghoone mits desen sijn doende Pieter Vermeire ende Pieter Kennoo, beede dischmeesters van de prochie van Coolkercke ...»
Ook voor Pieter Vermeire eindigt het leven echter veel te vroeg. Na 12 jaar huwelijk overlijdt hij op maandag 22.05.1758, 45 jaar oud. En opnieuw gaat het vlug: nog geen 2 maanden later, op 19.07.1758, is Marianna een derde maal getrouwd met Danneel Van Slambrouck. Die overlijdt ook veel te vroeg op 25.06.1762, en Marianna hertrouwt voor een vierde maal, opnieuw na nauwelijks enkele maanden. Was die Marianna wel te vertrouwen ??
Als Marianna niet aan de basis lag van het vroegtijdig overlijden van haar mannen, kan ik me voorstellen dat die zich misschien doodgewerkt hebben. De staat van goed van Pieter brengt immmers enorme activiteiten aan het licht. Hij is "Laet vanden Lande vanden Vrije" (Het Brugse Vrije) en bezit dus zelf geen huis of gronden. Hij huurt echter aan diverse Heren niet minder dan drie boerderijen en vele stukken landbouwgrond: in totaal 32,5 gemeten en 13 lijnen, d.w.z. bijna 17 hectare, een enorme oppervlakte voor een tijd van handenarbeid.
Deze staat van goed schetst zo'n prachtig beeld van de tijd, dat we de moeite nemen om hem volledig te doorlopen. Bedenk echter dat dit een zeer rijke inboedel is; de meeste leeftijdgenoten bezaten bijna niets.
- In den kamer
Tafel, vleeschstande, banck, waschcuype, coffer, timmerhallam ("timmergereedschap"), drye houweelen, een keiren ("karn om boter te maken") met syn toebehooren, drye capmessen, vier spaen, een reep ("leren riem"), een thezmoor ("theepot"), een iserpot, een capperhaeckere en wat prondelynghe.
- In den kelder
Dertigh pondt swijnevlaeghe, negenthien teelen melck, vier stercken boter, eene cuype met wat keiremelck, een houte zeule ("emmer") met izerbanden, een coeckiser ("wafelijzer"), omtrent hondert en vijfventwyntig pondt swijnevleesch en wat munyteyten.
- Op den solder
Ses hoet terwe, ses hoet en half rugghe, ..., een vat, een seefden, twee idelbuycken, een bocquewiet, een schooback, twee spinnewielen, wat oudt iser en wat prondelynghe.
- In t'ander huys (vergelijkbaar met vorige)
- In t'wagekot
Een wagen gelyck hij ten oegste gaat ("zoals hij naar de oogst rijdt"), twee ploughen en drye eeghden.
- In de scheure
Vijfthienhondert ruggeschooven, wat ronde bonden stroy, een leere ("ladder"), vleyen en wat prondelynghe.
- Eene steene swijnsback
- In t'perstal ("de paardenstal")
Een swarte merriepeert met d'arnasseure, een ander swart merriepeert, een bayde ("bruine") merrie met haar kachtel ("veulen"), een tweejars merrievool ("merrieveulen") met een tweejars ruynvool. (dus: vijf paarden !!)
- In t'gars ("in het gras")
Een roo blarde met een swarte blarde, een swarte blarde met een schotveerse. (dus: 4 koeien)
Ses magher swijns loopende achter hove.
Veerthien hennen en ses haenden met cleene kiekens.
- Twee ghemeten twee lijnen braecke van den jaere 1757 besaeyt met terwe.
(enz. ..., ook nog rugghe, havere, vitsen en carroten, alles samen op een opp. van 32,5 gemeten & 13 lijnen)
Verder volgt een opsomming van kledij en sieraden. Ondermeer:
- Een witte serge coscache met een tripse jupon en brouck.
- Een callemande slaplijf met dryentwyntigh silver cnoopen.
- Contante penninghen 41 ponden, 5 schellinghen, 4 grooten.
- Een gouden minnecnooprynck wegende twalf engelschen en vierentwyntigh azen.
- Een goudt cruyse en schrijfsteen weegt ses engelschen en achthien azen.
- Een silver izerken met goude hoofden; het goudt weeght sesthien engelschen en thien azen.
- Een silver senturegispe van een once en twee azen.
Na de "baeten" volgen in een tweede deel de kosten van "het sterfhuyse":
- Aan de pastoor een pond seventhien schellinghen voor de begravinghe met den middelsten dienst, een ghesonghen misse en twee lesende missen. (opvallend: Marianne betaalde niet de duurste begrafenis)
- Aan Joannes De Schoolmeester een pond derthien schellynghen voor de leveringhe van t'wasch ("de kaarsen") voor de begrafenis.
- Aan de ghilde van Sinte-Sebastiaen te Coolkercke een pond elf schellynghen 4 grooten, over de dootschult van de overledene als ghildebroeder. (Pieter was blijkbaar lid van de lokale serviceclub)
- Aan de douarière Jonkheer Cornelis van Caloen 25 ponden grooten, over een jaer pacht voor ghebruyck van een hofstede ende landen.
- Aan Jonkheer Carel Triest 26 ponden, 6 schellynghen en 6 grooten, over een jaer pacht van een hofstedeken ende landen.
- Aan Jouffe Anna Marye de Lancke 15 ponden en 6 schellynghen groot, over een jaer pacht van een hofstedeken ende landen.
- Aan Thomas Quetstroy uit Dudseele, enz.
- Aan Pieter Vermeire, Joannes Vermeire, Catharina Vermeire en voor hare suster van halve bedde materneel (= haar halfzuster) Anna Marye Houterman voor catheylycke ("katholieke") penningen ...
- Aan Jacques Vander Lynde 10 schellynghen en 8 grooten over het doen van de hiervooren vergoede prysie.
Stamboom (genealogie/genealogy/généalogie) Lanssens-Denoo: 24.928 personen (individuals, personnes) d.d. 20 oktober 2024 - site: http://lanssens.be